ECLI:NL:CRVB:2019:4101

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/2975 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten elektrisch bed in het kader van de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellanten, die bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet (PW), hadden een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een elektrisch verstelbaar bed, noodzakelijk vanwege de medische situatie van appellante. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is voor de kosten van medische zorg.

De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Zvw in beginsel als een toereikende en passende voorziening wordt beschouwd. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de noodzaak voor het bed voortkomt uit de medische klachten van appellante, maar dat de Zvw niet voorziet in vergoeding van de kosten van het bed. De Raad heeft vastgesteld dat er geen zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op de regel rechtvaardigen, zoals vereist in artikel 16 van de PW.

In hoger beroep hebben appellanten hun eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geconcludeerd dat deze gronden niet nieuw zijn en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.2975 PW

Datum uitspraak:17 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2019, 19/1932 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante) en [appellant] (appellant), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep in gesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Op 22 januari 2019 hebben appellanten een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de aanschaf van een elektrisch verstelbaar bed. In de aanvraag is toegelicht dat het bed nodig is vanwege de medische situatie van appellante.
1.2.
Bij besluit van 6 februari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 april 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat volgens vaste rechtspraak de Zvw voor de kosten van medische zorg in beginsel als een aan bijstandverlening voorliggende, toereikende en passende voorziening, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de PW wordt beschouwd. De noodzaak voor een elektrisch verstelbaar bed is volgens appellanten ontstaan uit de medische klachten van appellante. Gelet hierop kan het college worden gevolgd in zijn standpunt dat in dit geval de Zvw een voorliggende, toereikende en passende voorziening is voor bijstandverlening. Daaraan doet niet af als in de Zvw de keuze is gemaakt om de kosten van een elektrisch verstelbaar bed niet te vergoeden, omdat die kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De Zvw blijft een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, geacht wordt voor appellanten toereikend en passend te zijn. Verder is niet gebleken dat sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW op grond waarvan het college toch tot verlening van bijzondere bijstand had moeten overgaan. Voor het aannemen van zeer dringende redenen dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. De aanwezigheid van een zodanige acute noodsituatie is gesteld noch gebleken.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd dat vanwege hun medische klachten een noodzaak tot aanschaf van een nieuw bed bestaat. Van een voorliggende voorziening is geen sprake omdat de zorgverzekeraar van appellanten het gevraagde bed niet vergoedt. Volgens appellanten is sprake van een onmachtsituatie dan wel dringende redenen voor de aanschaf van het bed. Het weigeren van bijzondere bijstand is buitenproportioneel. De medische redenen dienen te prevaleren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep en in bezwaar hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. De Raad voegt daar nog aan toe dat uit artikel 2.9 Besluit Zorgverzekering in samenhang met artikel 2.6, aanhef en onder j en artikel 2.17 eerste lid, onder a en tweede lid, van de Regeling Zorgverzekering, volgt dat een bed in speciale uitvoering slechts voor vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet in aanmerking komt indien dit samenhangt met verzorging en verpleging op bed dan wel het gebruik van het bed strekt tot behoud van de zelfredzaamheid. Hiermee is een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van een bed in speciale uitvoering. Gelet hierop, staat artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de PW aan toekenning van bijzondere bijstand in de gevraagde kosten in de weg.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van M. buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2019.
(getekend) J.L. Boxum
(getekend) M. Buur0