ECLI:NL:CRVB:2019:4098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag IOAW wegens onvoldoende bewijs van hoofdverblijf op opgegeven adres
Op 17 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2019, waarin de aanvraag van appellant voor een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had.
Appellant had op 5 juli 2018 een uitkering aangevraagd en verklaarde tijdens een dienstverleningsgesprek dat hij verwachtte op 24 juli 2018 op het adres te gaan wonen. Echter, medewerkers van de gemeente Amstelveen konden appellant niet aantreffen tijdens drie huisbezoeken. Tijdens een gesprek op 23 augustus 2018 verklaarde appellant dat hij op het adres woonde, maar bij een huisbezoek werd vastgesteld dat de woning nauwelijks was ingericht en dat er geen persoonlijke spullen van appellant aanwezig waren.
Het college heeft de aanvraag op 3 oktober 2018 afgewezen, wat leidde tot bezwaar en een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het verzoek afgewezen, en het college verklaarde het bezwaar ongegrond. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres zijn hoofdverblijf had.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de bewijslast bij appellant lag en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim.