ECLI:NL:CRVB:2019:4078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2017 werd aangevochten. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen had en dat zijn uitkering per 1 januari 2018 verlaagd zou worden van 75% naar 70% van het minimumloon. In hoger beroep heeft het Uwv echter een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen op 11 oktober 2019, waarbij het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard. Hierdoor werd vastgesteld dat de Wajong-uitkering van appellant ongewijzigd zou blijven op 75% van het wettelijk minimumloon.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er feitelijk geen geschil meer bestond tussen partijen, aangezien het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. Ondanks dat appellant het hoger beroep niet had ingetrokken, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Raad heeft tevens geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moest worden veroordeeld, die in totaal op € 5.323,45 werden begroot, inclusief kosten voor het ingediende bezwaarschrift, beroepschrift en rapporten.
Daarnaast werd bepaald dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- aan appellant moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en werd openbaar uitgesproken op 17 december 2019.