ECLI:NL:CRVB:2019:4065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
17/8019 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die werkzaam was als administratief/boekhoudkundig medewerkster, had zich op 25 april 2016 ziek gemeld. Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv werd appellante per 16 maart 2017 geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uwv besloot dat appellante vanaf die datum geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de artsen voldoende gemotiveerd hadden dat appellante geschikt was voor haar eigen werk. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de in hoger beroep ingediende medische stukken geen nieuwe bevindingen opleverden die de conclusie van de verzekeringsarts konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid na ziekte. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak en stelde vast dat appellante geschikt was voor haar eigen werk, waardoor haar recht op ziekengeld was beëindigd.

Uitspraak

17.8019 ZW

Datum uitspraak: 12 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 november 2017, 17/4950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Meulen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is werkzaam geweest als administratief/boekhoudkundig medewerkster. Haar dienstverband is op 31 januari 2016 geëindigd. Appellante heeft zich op 25 april 2016 ziek gemeld met lichamelijke klachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Appellante heeft een arts van het Uwv bezocht op het spreekuur. Deze arts heeft appellante per 16 maart 2017 geschikt geacht voor de laatst verrichte arbeid in de functie van administratief/boekhoudkundig medewerkster. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van
9 maart 2017 vastgesteld dat appellante per 16 maart 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 30 mei 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Uit de rapporten van de door het Uwv geraadpleegde artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door appellante gestelde klachten, waaronder de pijn- en vermoeidheidsklachten. Verder hebben de artsen voldoende gemotiveerd dat appellante geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De informatie die appellante in beroep heeft overgelegd heeft de rechtbank ook geen aanleiding gegeven om te twijfelen aan de bevindingen van de artsen. Volgens de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat de B-thalassemie waaraan appellante lijdt op zichzelf energetische beperkingen kan geven, maar dat het eigen werk naar zijn aard licht werk is waarbij geen beroep wordt gedaan op de zuurstofvervoerscapaciteit van het hart- en vaatstelsel. Ook de klachten aan handen, armen en schouders waren bij het Uwv bekend en zijn meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom de CTS klachten aan de pols geen beperkingen opleveren voor computergebruik nu daarbij niet de polsflexoren zijn betrokken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet geschikt is voor haar eigen werk. Appellante is van mening dat haar beperkingen zijn onderschat. Er had een urenbeperking en een beperking voor het werken in de avond, de nacht en in onregelmatige diensten moeten worden aangenomen. Appellante is energetisch beperkt door haar klachten. Zij moet regelmatig rustpauzes nemen en van houding veranderen. Voorts heeft appellante pijnklachten in haar handen, armen en schouder. Door deze pijnklachten slaapt appellante slecht.
3.2.
Het Uwv heeft, met verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 oktober 2019, bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
4.2.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de conclusies van de artsen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante afdoende besproken en terecht geoordeeld dat de desbetreffende gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven.
4.3.
Daaraan wordt het volgende toegevoegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat de in hoger beroep ingediende medische stukken die dateren van geruime tijd na de datum in geding geen aanleiding geven om het standpunt dat appellante geschikt is voor haar eigen werk te wijzigen. Uit de informatie blijkt dat er geen oorzaak kan worden gevonden voor de beenklachten van appellante en dat appellante recidief klachten CTS heeft. De informatie levert geen nieuwe bevindingen op over de situatie op de datum in geding en biedt dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5. De overwegingen in 4.2 en 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2019.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) H. Spaargaren