ECLI:NL:CRVB:2019:4025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
15/8527 ZW-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van een eerdere uitspraak inzake proceskosten in hoger beroep

Op 12 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/8527 ZW-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 14 november 2018. In de eerdere uitspraak was een onjuist bedrag aan proceskosten vastgesteld, waarbij een procespunt te weinig was toegekend. De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgenomen rectificatie. De gemachtigde van appellante, mr. F. Postma, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de rectificatie, terwijl het Uwv niet heeft gereageerd op de brief van de Raad.

De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellante in zowel beroep als hoger beroep vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.505,-. Dit bedrag is gebaseerd op de verleende rechtsbijstand, waarbij 2,5 punten zijn toegekend voor verschillende proceshandelingen. De uitspraak van 14 november 2018 is gewijzigd, waarbij de tweede bepaling van de beslissing is aangepast. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de rectificatie is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen. De uitspraak benadrukt het belang van correcte proceskostenvergoedingen en de mogelijkheid tot rectificatie in het bestuursrecht.

Uitspraak

15/8527 ZW-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 14 november 2018,
15/8527 ZW
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 december 2019
PROCESVERLOOP
De Raad heeft, na hier door mr. F. Postma, gemachtigde van appellante, bij brief van
15 oktober 2019 op te zijn gewezen, vastgesteld dat in de uitspraak van 14 november 2018, 15/8527 ZW, met betrekking tot de procedure in hoger beroep een onjuist bedrag aan proceskosten is vastgesteld. Er is namelijk een procespunt te weinig toegekend.
De Raad heeft daarom aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een rectificatie van de uitspraak. Dit is bij brief van 29 oktober 2019 aan partijen meegedeeld.
Partijen is in de brief van 29 oktober 2019 meegedeeld dat zij binnen twee weken kunnen reageren op deze brief, tevens is daarbij nog vermeld dat in het geval er binnen die termijn geen reactie wordt ontvangen de Raad er dan van uit gaat dat er geen bezwaar bestaat tegen verbetering van de uitspraak.
De gemachtigde van appellante heeft bij brief van 4 november 2019 de Raad meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen rectificatie. Het Uwv heeft niet gereageerd op de brief van 29 oktober 2019.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 14 november 2018, 15/8527 ZW als volgt.
Overweging 6 van de uitspraak dient te luiden:
6. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.252,50 in beroep (2,5 punten voor beroepschrift, verschijnen ter zitting en zienswijze) en op € 1.252,50 in hoger beroep (2,5 punten voor indienen hoger beroepschrift, verschijnen ter zitting en zienswijze) aan verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.505,-.
De tweede bepaling van de beslissing dient te luiden:
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een tot een bedrag van € 2.505,-.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 14 november 2018 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2019.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) R.L. Rijnen

KS