ECLI:NL:CRVB:2019:3993

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
17/2758 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en duurzaamheidsbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een (ex)werknemer van appellante, die zich op 12 mei 2014 ziek meldde wegens psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 28 juni 2016 besloten dat de (ex)werknemer met ingang van 9 mei 2016 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar niet op een IVA-uitkering, omdat hij niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank de tegenstrijdige visies van twee psychiaters niet goed had gewogen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd en dat de medische beoordeling juist is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om een onafhankelijke deskundige te raadplegen. De Raad stelt vast dat de (ex)werknemer, hoewel volledig arbeidsongeschikt, niet duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA, en bevestigt de toekenning van de loongerelateerde WGA-uitkering.

Uitspraak

17.2758 WIA

Datum uitspraak: 11 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
3 maart 2017, 16/4350 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C. Rigters-Snijders hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 26 mei 2017 heeft arts-gemachtigde mr. J.T.J.A. Klijn aanvullende gronden ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2019. Namens appellante is mr. Klijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Een (ex)werknemer van appellante, de heer [X.], is laatstelijk werkzaam geweest als ijzervlechter voor 40 uur per week. Op 12 mei 2014 heeft hij zich ziek gemeld wegens psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 28 juni 2016 heeft het Uwv de (ex)werknemer met ingang van 9 mei 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Daarbij is geconcludeerd dat de (ex)werknemer 100% arbeidsongeschikt is. Bij beslissing op bezwaar van 12 september 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 juni 2016 ongegrond verklaard, omdat de (ex)werknemer volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en hij daarom geen recht heeft op een IVA-uitkering. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat aan de conclusie van het Uwv, dat per 9 mei 2016 geen sprake is van duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid, een voldoende zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt en dat de bevindingen en conclusies van de verzekeringsartsen op inzichtelijke wijze zijn weergegeven en gemotiveerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van psychiater H.B.D. Vermeulen van 26 mei 2015 meegewogen. Ook in de expertise van psychiater J.L.M Schoutrop van 13 januari 2016, waaruit blijkt dat de kans op behandeling pessimistisch is ingeschat, heeft het Uwv met juistheid geen reden gezien om te oordelen dat voldaan is aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Het Uwv heeft de drie stappen van het beoordelingskader doorlopen en heeft op basis daarvan naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat geen sprake is van duurzaamheid in de zin van artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Behandeling is nog mogelijk geacht, waarbij naar verwachting een verbetering van de belastbaarheid op termijn (in de jaren na het eerste jaar van de behandeling) zal optreden. Appellante heeft haar standpunt dat dit anders is niet met medische stukken onderbouwd.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van twee tegengestelde visies van twee psychiaters. Daar waar Vermeulen nog behandelmogelijkheden zag middels medicatie en cognitieve gedragstherapie, heeft Schoutrop zich in zijn rapport pessimistisch over de behandelmogelijkheden uitgelaten. Appellante heeft gesteld dat onduidelijk is waarom de rechtbank aan de expertise van Schoutrop minder betekenis heeft gehecht dan aan het rapport van Vermeulen en heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de uiteenlopende visie van de twee psychiaters over de behandelmogelijkheden van de (ex)werknemer raadpleging van een onafhankelijke deskundige is aangewezen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is de vraag of de voor de datum in geding, 9 mei 2016, vastgestelde volledige arbeidsongeschiktheid geacht moet worden duurzaam te zijn, zodat de (ex)werknemer met ingang van die datum in aanmerking komt voor een IVA-uitkering in plaats van een loongerelateerde WGA-uitkering.
4.2.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.3.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat in beroep naar voren is gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Daaraan wordt nog het volgende toegevoegd.
4.4.
Dat Schoutrop de prognose ten aanzien van het herstel van de (ex)werknemer als niet positief heeft inschat, betekent niet dat daarmee aan de voorwaarden voor een
IVA-uitkering is voldaan. Ook Schoutrop heeft immers melding gemaakt van behandelmogelijkheden van de (ex)werknemer in de vorm van medicatie, EMDR en een meer cognitief structurerende aanpak van de problematiek.
4.5.
Nu er geen aanknopingspunten zijn om aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv te twijfelen bestaat er geen aanleiding om een deskundige te raadplegen.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) C.I. Heijkoop