ECLI:NL:CRVB:2019:3975

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
18/197 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling wegens onvoldoende informatie over onroerend goed in Turkije

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2017. De appellant had een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling), maar deze aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van onvoldoende informatie over zijn vermogen, met name over onroerend goed in Turkije. De Svb had eerder al de AIO-aanvulling van de appellant over een bepaalde periode ingetrokken, omdat hij geen melding had gemaakt van zijn eigendom van een woning en grond in Turkije. De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant aanvullende stukken ingediend, waaronder rapporten van makelaars en verklaringen van de gemeente en het dorpshoofd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de appellant niet had voldaan aan zijn bewijslast. De ingediende rapporten waren niet voldoende om de waarde van de onroerende zaken vast te stellen, en de verklaringen gaven geen inzicht in de economische waarde van de woning en het perceel grond. De Raad benadrukte dat de appellant bij de aanvraag van de AIO-aanvulling had moeten melden dat hij over onroerend goed beschikte en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de ingediende stukken voldoende waren om zijn recht op AIO-aanvulling vast te stellen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

18.197 PW-PV, 18/198 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 26 november 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2017, 17/4786 en 17/4788 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting hebben: M. Hillen als voorzitter en W.F. Claessens en Th.C. van Sloten als leden
Griffier: V.Y. van Almelo
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. S. Akkas, advocaat. Als tolk is verschenen W. Woning. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 17 januari 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 juli 2017 (bestreden besluit 1), heeft de Svb de aanvraag van appellant van 19 oktober 2016 om bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) afgewezen. De Svb heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellant onvoldoende inlichtingen heeft verschaft over zijn vermogen om het recht op een AIO-aanvulling vast te kunnen stellen.
Bij besluit van 2 februari 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 juli 2017 (bestreden besluit 2), heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellant over de periode van
6 december 2013 tot en met 13 september 2016 ingetrokken. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellant sinds 1 oktober 1998 eigenaar is van een woning en een stuk grond in Turkije. In strijd met de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft appellant geen melding gemaakt van dit vermogen. Omdat appellant onvoldoende informatie heeft verschaft over de waarde van de onroerende zaken, kan het recht op AIO-aanvulling niet worden vastgesteld.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Voor de aanvraag loopt de te beoordelen periode van 19 oktober 2016 tot en met 17 januari 2017 (periode 1). Voor de intrekking loopt de periode in geding van 6 december 2013 tot en met 13 september 2016 (periode 2).
Niet in geschil is dat appellant sinds 10 oktober 1998 in het bezit is van een woning met grond in Turkije wat is aan te merken als vermogen waarover hij kan beschikken. Evenmin is in geschil dat appellant hiervan tot 19 oktober 2016 geen melding heeft gemaakt bij de Svb. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of appellant voldoende gegevens heeft verstrekt over de waarde(ontwikkeling) van de woning en de grond in Turkije om over de periodes 1 en 2 het recht op AIO-aanvulling te kunnen vaststellen.
In hoger beroep heeft appellant nadere stuken ingebracht, waaronder een rapport van [naam 1] van 28 december 2017, een rapport van [naam bedrijf] van 21 december 2017, een schriftelijke verklaring van de gemeente [gemeente 1] van 19 december 2017 en een schriftelijke verklaring van [naam 2] , het dorpshoofd van [gemeente 2] , van 25 december 2017.
Appellant heeft met die stukken niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Daargelaten dat de door appellant overgelegde rapporten van de makelaars dateren van na de periodes 1 en 2, blijkt uit deze rapporten niet hoe de waarde van de woning en de grond is vastgesteld en welke waardebepalende factoren daarbij een rol hebben gespeeld. De rapporten vermelden beide niet meer dan het adres van de woning, de ligging en dat het gaat om een stenen huis met tuin op een perceel van 247 m2 gelegen in een dorp. Verder is omschreven dat het huis twee slaapkamers bevat, drie kelders en een keuken. Enkele foto’s zijn bijgevoegd. De door appellant overgelegde verklaringen van de gemeente [gemeente 1] en het dorpshoofd zijn evenmin voldoende om de economische waarde van de woning en de grond in de periodes 1 en 2 vast te stellen. Aan de belastingwaarde van een onroerende zaak kan niet zonder meer betekenis worden gehecht voor de beantwoording van de vraag wat de waarde daarvan in het economisch verkeer is. Daarbij speelt mede een rol dat de belastingwaarde wordt vastgesteld op aangifte van de eigenaar zelf. Ten slotte heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat het dorpshoofd een deskundige is ter zake van de waardebepaling van onroerende zaken.
Voor zover appellant zich beroept op bewijsnood komt dat voor zijn rekening en risico. Appellant had immers bij aanvang van de AIO-aanvulling moeten melden dat hij over een woning en grond in Turkije beschikte.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) M. Hillen