ECLI:NL:CRVB:2019:3971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) door zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, had hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. betreffende de vaststelling en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) voor de jaren 2013 en 2014. Het zorgkantoor had de verantwoording van de besteding van het pgb goedgekeurd voor een lager bedrag dan door de appellant was gedeclareerd, omdat de appellant niet had aangetoond dat de zorg daadwerkelijk was verleend en dat deze zorg vanuit het pgb betaald mocht worden.
De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat de gefactureerde zorg door de Stichting daadwerkelijk onder de voorwaarden van het pgb viel. De Raad benadrukte dat de appellant als budgethouder verantwoordelijk is voor de verantwoording van de besteding van het pgb, ook als hij zelf niet in staat is om dit te doen. De Raad bevestigde dat het zorgkantoor bevoegd was om de pgb's lager vast te stellen en dat de appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb waren verbonden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en wijst erop dat de appellant de bewijslast draagt om aan te tonen dat de zorg die hij heeft gedeclareerd, daadwerkelijk is verleend en dat deze zorg in aanmerking komt voor vergoeding vanuit het pgb. De Raad concludeert dat de hoger beroepen van de appellant niet slagen en bevestigt de aangevallen uitspraken.