ECLI:NL:CRVB:2019:3968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
Op 10 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 29 augustus 2003 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest had de bijstand beëindigd en teruggevorderd op basis van het vermoeden dat appellante samenwoonde met X, zonder dit te melden. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, waaruit bleek dat appellante en X in de periode van 1 december 2014 tot 13 januari 2016 een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante betwistte dit en voerde aan dat de verklaringen die zij en X hadden afgelegd onder druk waren verkregen. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van wederzijdse zorg, een vereiste voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het college en verklaarde de beroepen gegrond, waardoor appellante recht had op de bijstand en de terugvordering onterecht was. Tevens werd het college veroordeeld tot schadevergoeding en proceskosten.