ECLI:NL:CRVB:2019:3957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoeken om toekenningen op grond van de Wubo en AOR
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van verzoeken van appellant om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger‑oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de Algemene oorlogsongevallen regeling (AOR). De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzingen van de verzoeken van appellant niet herzien konden worden, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot herziening.
De achtergrond van de zaak betreft een aanvraag van appellant die in 1999 werd afgewezen, omdat de door appellant genoemde gebeurtenissen, zoals beschietingen en bombardementen in Soerabaja, plaatsvonden na de Japanse capitulatie in 1945. Appellant, geboren in 1947, kon niet direct bij deze gebeurtenissen betrokken zijn geweest. Ondanks meerdere verzoeken tot herziening in de jaren 2010, 2012 en 2017, bleef de afwijzing van de verzoeken staan.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de verzoeken van appellant in wezen herhalingen zijn van eerdere aanvragen en dat de door appellant overgelegde verklaringen, waaronder die van zijn zuster, niet voldoende steun bieden voor zijn claims. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De bestreden besluiten blijven daarom in stand, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.