ECLI:NL:CRVB:2019:3953
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens exploitatie van een hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 6 mei 2011 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Appellante was onder bewind gesteld en ontving naast algemene bijstand ook bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten. De zaak kwam aan het licht na een melding van de politie over een hennepkwekerij op het adres waar appellante stond ingeschreven. Na onderzoek door de sociale rechercheur van de gemeente Venlo, waarin werd vastgesteld dat appellante als verdachte was aangemerkt, heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Dit besluit werd door de rechtbank Limburg in een eerdere uitspraak bevestigd.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij de huur medio 2015 mondeling had opgezegd. De rechtbank had echter geoordeeld dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij de veronderstelling rechtvaardigde dat appellante de exploitant was en dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht. De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellante niet had aangetoond dat zij niet betrokken was bij de hennepkwekerij. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden en dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De uitspraak werd gedaan door A.J. Schaap, met S.H.H. Slaats als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 december 2019.