ECLI:NL:CRVB:2019:3938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 17 november 2016 een aanvraag voor bijstand ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 1 maart 2017 was afgewezen. Deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar op 31 mei 2017, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij bijstandbehoevend was. De appellant kon niet aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien voor de aanvraag en er waren contante stortingen op zijn bankrekening gedaan waarvan de herkomst niet kon worden aangetoond.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat een aanvrager van bijstand duidelijkheid moet verschaffen over zijn financiële situatie en volledige openheid van zaken moet geven, wat de appellant niet had gedaan. De verklaringen van de appellant over ondersteuning door familieleden waren niet onderbouwd met bewijsstukken, en de rechtbank vond de verklaring van een derde persoon te algemeen en niet inzichtelijk.
In hoger beroep herhaalde de appellant in wezen de gronden die hij eerder had aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat de appellant geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.