ECLI:NL:CRVB:2019:3938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
18/1416 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke financiële situatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 17 november 2016 een aanvraag voor bijstand ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 1 maart 2017 was afgewezen. Deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar op 31 mei 2017, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij bijstandbehoevend was. De appellant kon niet aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien voor de aanvraag en er waren contante stortingen op zijn bankrekening gedaan waarvan de herkomst niet kon worden aangetoond.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat een aanvrager van bijstand duidelijkheid moet verschaffen over zijn financiële situatie en volledige openheid van zaken moet geven, wat de appellant niet had gedaan. De verklaringen van de appellant over ondersteuning door familieleden waren niet onderbouwd met bewijsstukken, en de rechtbank vond de verklaring van een derde persoon te algemeen en niet inzichtelijk.

In hoger beroep herhaalde de appellant in wezen de gronden die hij eerder had aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat de appellant geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.1416 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 26 november 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2018, 17/3119 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (college)
Zitting heeft: A.M. Overbeeke als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: C.M. van de Ven
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G.J. Mulder, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van der Wal.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 17 november 2016 bijstand aangevraagd.
Bij besluit van 1 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 31 mei 2017 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt bijstandbehoevend te zijn. Appellant heeft niet aangetoond hoe hij in de periode vóór de aanvraag in zijn levensonderhoud heeft voorzien. In de maanden vóór de aanvraag en daarna zijn er verschillende contante stortingen gedaan op zijn bankrekening, tot een bedrag van in totaal € 2.380,-, waarvan hij de herkomst niet controleerbaar kan aantonen.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat een aanvrager om bijstand de nodige duidelijkheid moet verschaffen over zijn financiële situatie en volledige openheid van zaken dient te geven. Dat heeft appellant niet gedaan, zodat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Appellant heeft zijn verklaring dat familieleden in zijn levensonderhoud hebben voorzien en dat hij bij verschillende familieleden in Nederland en België heeft verbleven, op geen enkele manier met bewijsstukken onderbouwd. De verklaring van Z is achteraf opgesteld, algemeen van aard en geeft geen inzicht in de herkomst van de stortingen.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom die gemotiveerde weerlegging van die gronden onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.M. van de Ven (getekend) A.M. Overbeeke