ECLI:NL:CRVB:2019:3909

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
18/3336 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AIO-aanvulling en de voorwaarden voor terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, geboren in 1941, had op 22 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) met terugwerkende kracht tot 1 december 2008. De Svb kende appellant echter alleen een AIO-aanvulling toe met ingang van de datum van zijn aanvraag, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.

De Centrale Raad overwoog dat er in beginsel geen recht bestaat op een AIO-aanvulling over een periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Appellant had geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat er bijzondere omstandigheden waren die hem verhinderden om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat onbekendheid met wet- of regelgeving en gebrek aan voorlichting van de Svb geen bijzondere omstandigheden vormen. Ook het feit dat appellant de Nederlandse taal niet goed beheerst, werd niet als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. De Raad bevestigde dat het de verantwoordelijkheid van appellant is om tijdig een aanvraag in te dienen en dat de situatie van appellant niet vergelijkbaar was met eerdere rechtspraak waarin wel sprake was van bijzondere omstandigheden.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zich goed te informeren over relevante regelgeving. De Centrale Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

18.3336 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 mei 2018, 17/7039 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 26 november 2019
Zitting hebben: A.M. Overbeeke als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: C.M. van de Ven
Voor appellant is verschenen mr. F.E.R.M. Verhagen, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant, geboren [in] 1941, heeft zich op 22 mei 2017 bij de Svb gemeld om met terugwerkende kracht tot 1 december 2008 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO‑aanvulling) aan te vragen.
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de Svb aan appellant met ingang van 22 mei 2017 een AIO‑aanvulling toegekend. Bij besluit van 17 juli 2017, gehandhaafd bij besluit van 15 september 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb aan appellant bericht dat geen AIO‑aanvulling met terugwerkende kracht zal worden toegekend, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat gelet op vaste rechtspraak in beginsel geen recht op een AIO‑aanvulling bestaat over een periode voorafgaande aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld. Van dit uitgangspunt kan alleen worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen, maar daarvan is volgens de rechtbank in het geval van appellant geen sprake. Onbekendheid met wet- of regelgeving, of gebrek aan voorlichting van de zijde van het betrokken bestuursorgaan, vormen volgens vaste rechtspraak geen bijzondere omstandigheden. Ook de omstandigheid dat appellant de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst is niet als een bijzondere omstandigheid aan te merken. Het is aan appellant om zich goed te (laten) informeren over voor hem relevante regelgeving. Hij had daarbij de hulp van anderen kunnen inschakelen. Appellant heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat er bij hem sprake is van zodanige psychosociale omstandigheden die maken dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij de aanvraag niet eerder heeft gedaan.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom die gemotiveerde weerlegging van die gronden onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust en voegt daar nog het volgende aan toe. Dat door de Svb bij het toekennen van AOW inmiddels wel wordt gewezen op een mogelijk recht op een AIO‑aanvulling, leidt niet tot een ander oordeel. Het blijft immers de eigen verantwoordelijkheid van appellant om tijdig een aanvraag in te dienen. Dat appellant alleen dankzij het bijspringen van zijn kinderen kon voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan is evenmin aan te merken als een bijzondere omstandigheid. Anders dan appellant heeft betoogd, is de situatie van appellant wezenlijk anders dan die in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3862, omdat het in die zaak om een psychisch zeer kwetsbaar persoon ging.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.M. van de Ven (getekend) A.M. Overbeeke