ECLI:NL:CRVB:2019:3909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AIO-aanvulling en de voorwaarden voor terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, geboren in 1941, had op 22 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) met terugwerkende kracht tot 1 december 2008. De Svb kende appellant echter alleen een AIO-aanvulling toe met ingang van de datum van zijn aanvraag, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De Centrale Raad overwoog dat er in beginsel geen recht bestaat op een AIO-aanvulling over een periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Appellant had geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat er bijzondere omstandigheden waren die hem verhinderden om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat onbekendheid met wet- of regelgeving en gebrek aan voorlichting van de Svb geen bijzondere omstandigheden vormen. Ook het feit dat appellant de Nederlandse taal niet goed beheerst, werd niet als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. De Raad bevestigde dat het de verantwoordelijkheid van appellant is om tijdig een aanvraag in te dienen en dat de situatie van appellant niet vergelijkbaar was met eerdere rechtspraak waarin wel sprake was van bijzondere omstandigheden.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zich goed te informeren over relevante regelgeving. De Centrale Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.