Uitspraak
17.3625 WIA
28 maart 2017, 16/4467 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
26 februari 2008 heeft hij zich ziek gemeld voor dit werk wegens rugklachten. Hij is per
23 februari 2010 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als productiemedewerker heeft gewerkt, had zich op 26 februari 2008 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving vanaf 23 februari 2010 een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 29,84% werd vastgesteld, werd zijn uitkering per 22 juni 2016 beëindigd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De appellant voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet deugdelijk waren gemotiveerd. Hij betwistte de aanname van zijn beperkingen en stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) al was opgesteld voordat relevante medische informatie beschikbaar was. Het Uwv verdedigde de aangevallen uitspraak en stelde dat de FML op basis van de later verkregen informatie was aangepast. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Er was geen aanleiding om een deskundige te benoemen, en de stelling van de appellant dat de benadering van het Uwv theoretisch was, werd als inherent aan het toetsingskader beschouwd.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering van de appellant werd gehandhaafd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.