ECLI:NL:CRVB:2019:3899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2016. Appellant, die als pedagogisch medewerker werkzaam was, had zich op 26 september 2013 ziek gemeld vanwege psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 24 september 2015 geen recht op een WIA-uitkering had, wat appellant betwistte. De Raad oordeelde dat de aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in hoger beroep en de daaropvolgende arbeidskundige onderbouwing voldoende waren om het bestreden besluit te handhaven. Hoewel de Raad erkende dat het bestreden besluit niet volledig was gemotiveerd, werd vastgesteld dat appellant hierdoor niet benadeeld was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.048,- bedroegen, inclusief griffierecht van € 170,-.