ECLI:NL:CRVB:2019:3878
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging Ziektewet-uitkering en proceskostenveroordeling
Op 4 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep ging tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW) uitkering per 4 augustus 2015 te beëindigen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant zijn bezwaren herhaald, maar het Uwv heeft op 16 juli 2019 een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar van de appellant alsnog gegrond werd verklaard. Dit betekende dat de ZW-uitkering van de appellant ongewijzigd werd voortgezet zolang dat mogelijk was. De appellant vroeg echter om opheldering over de gevolgen van dit besluit voor een mogelijke aansluitende uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv gaf aan dat de toekenning van een ZW-uitkering niet automatisch leidt tot een WIA-uitkering en dat de appellant zou worden opgeroepen voor een WIA-beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de appellant met het hoger beroep had bereikt wat hij nastreefde. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.536,- bedroegen, en het griffierecht van € 170,-. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J.J.M. Weyers, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor.