ECLI:NL:CRVB:2019:3873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag financiële tegemoetkoming voor meerkosten door kledingslijtage
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag van appellante voor een financiële tegemoetkoming voor meerkosten door kledingslijtage is afgewezen. Appellante had op 5 juli 2017 een aanvraag ingediend voor haarzelf en haar dochter. De Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) heeft in adviezen geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een tegemoetkoming, omdat er geen gebruik wordt gemaakt van een loophulpmiddel of rolstoel en er geen afwijkend looppatroon of gedragsbeperking is vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaard, omdat appellante geen medische onderbouwing heeft overgelegd die haar aanspraken ondersteunt.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de GGD-adviezen tegenstrijdig zijn, omdat haar beperkingen in mobiliteit en belastbaarheid zouden moeten leiden tot meerkosten door kledingslijtage. Het college heeft in verweer bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag mocht worden afgewezen op basis van het GGD-advies. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de aanvraag mocht afwijzen, omdat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en er geen medische stukken zijn overgelegd die de aanwezigheid van een afwijkend looppatroon onderbouwen. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.