ECLI:NL:CRVB:2019:3830

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
17-4200 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens ontbreken woonkosten voor dakloze

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, een dakloze, had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn bijstandsuitkering met 10% op basis van het ontbreken van woonkosten. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had de bijstandsnorm verlaagd, omdat de appellant geen vaste woonlasten had, ondanks dat hij kosten voor nachtopvang maakte. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.

In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de verlaging van de bijstandsnorm onterecht was, omdat hij wel degelijk kosten voor nachtopvang had. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant, als dakloze, voldeed aan de criteria voor verlaging van de bijstandsnorm zoals vastgelegd in de Beleidsregels. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten van nachtopvang niet gelijkgesteld kunnen worden aan de woonkosten die in de Beleidsregels worden bedoeld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de verlaging van de bijstandsnorm met 10% werd gehandhaafd.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van woonkosten in het kader van de Participatiewet en de toepassing van de Beleidsregels voor daklozen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.4200 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2017, 16/530 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 2 december 2019
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: J.B. Beerens
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019. Namens appellant is verschenen mr. J.L. Scheltens, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G. Wormgoor.
De Raad heeft, na sluiting van het onderzoek ter zitting, met toepassing van artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat mondeling uitspraak wordt gedaan en dat die uitspraak wordt verdaagd tot 2 december 2019.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 4 september 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
18 december 2015 (bestreden besluit), heeft het college appellant met ingang van 9 juli 2015 bijstand toegekend op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Daarbij heeft het college met toepassing van artikel 27 van de PW en met inachtneming van artikel 3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels aanpassing bijstandsnorm (Beleidsregels), de bijstandsnorm met 10% van de gehuwdennorm verlaagd wegens het ontbreken van woonkosten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten. Appellant heeft aangevoerd dat, anders dan in de uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2018:3382, het college in zijn geval niet bevoegd was de Beleidsregels toe te passen, omdat hij als dakloze € 5,75 per dag (€ 175,- per maand) aan nachtopvang kwijt was en dus kosten voor zijn woonsituatie heeft gemaakt. De verlaging van de bijstandsnorm met 10% van de gehuwdennorm was daarom niet terecht. Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant was ten tijde van belang dakloos en voldeed al om die reden, gelet op artikel 3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels, aan een van de criteria van de Beleidsregels om de norm te verlagen.
4. Appellant heeft vervolgens aangevoerd dat de norm in zijn geval niet moet worden verlaagd, omdat hij de hiervoor genoemde woonkosten heeft. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. In de toelichting op artikel 3 van de Beleidsregels is opgenomen dat daklozen en zwervenden in de regel geen woning aanhouden, maar dat deze personen wel worden geconfronteerd met de kosten van het op straat leven, zoals bijvoorbeeld de kosten van nachtopvang en van het aanhouden van een briefadres. Met het niet aanhouden van een woning wordt bedoeld dat een dakloze geen kosten van huur of hypotheeklasten heeft en geen vaste lasten, zoals kosten voor verzekeringen, belastingen en water-, energie- en gasverbruik, die zijn verbonden aan het bewonen van een (eigen) woning. Nog daargelaten dat de eigen bijdrage voor de nachtopvang, naast het nachtverblijf, ook het gebruik van ontbijt, diner, douche, wasmachine, droger en dagopvang omvat en dus niet alleen ziet op onderdak, ziet de bijdrage voor nachtopvang niet op kosten als bedoeld in de Beleidsregels.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.B. Beerens (getekend) W.H. Bel