ECLI:NL:CRVB:2019:381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
18/1233 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning vergoeding voor aanschaf bril in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant, geboren in 1935, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. Hij heeft in november 2017 een verzoek ingediend voor een vergoeding voor de aanschaf van een bril, welke aanvraag door verweerder is afgewezen. Verweerder stelde dat de visusklachten van appellant niet in verband stonden met het oorlogsgeweld dat hij had meegemaakt. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.

De Raad heeft de medische adviezen van twee geneeskundig adviseurs in overweging genomen, die concludeerden dat de visusklachten van appellant niet aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven, maar eerder het gevolg waren van leeftijdsgebonden veranderingen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en voldoende gemotiveerd, en dat er geen medische gegevens waren die de claims van appellant ondersteunden. De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van medische advisering in zaken die verband houden met de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers en de noodzaak voor appellanten om hun claims te onderbouwen met relevante medische gegevens.

Uitspraak

18.1233 WUBO

Datum uitspraak: 17 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 februari 2018, kenmerk BZ011181190 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1935, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. In dat verband heeft verweerder aanvaard dat appellant is opgepakt door Japanners en vervolgens enkele dagen vastgehouden is in een schoolgebouw te Solo en dat hij beschietingen heeft meegemaakt tijdens de Bersiap-periode. Aan appellant zijn de toeslag op grond van artikel 19 van de Wubo en verschillende voorzieningen toegekend.
1.2.
In november 2017 heeft appellant verzocht om toekenning van een vergoeding voor het aanschaffen van een bril. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 21 december 2017, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit op de grond dat de visusklachten van appellant niet in verband staan met het door hem meegemaakte oorlogsgeweld.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van verweerder dat de visusklachten van appellant niet aan het oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven, is in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs. De adviezen berusten op informatie van de huisarts en van de orthoptist A.E. Stolk-Buis. Uit deze adviezen komt naar voren dat de visusklachten, gelet op de aard van de aandoeningen en het moment van ontstaan van de klachten, niet in verband kunnen worden gebracht met het aanvaarde oorlogsgeweld, maar het gevolg zijn van constitutie en leeftijdsgebonden veranderingen.
2.2.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de medische advisering deugdelijk voorbereid en voldoende gemotiveerd. In de beschikbare medische gegevens zijn geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder in het voetspoor van zijn geneeskundig adviseurs heeft ingenomen. Van belang hierbij is dat de door appellant gestelde visusklachten zich voor het eerst in 2017 bij hem hebben geopenbaard, na terugkomst van zijn reis naar Indonesië. De orthoptist stelt dat deze klachten niet tijdens de oorlogsjaren zijn ontstaan omdat appellant van deze klachten dan eerder last zou hebben gehad. Het betoog van appellant dat zijn visusklachten zijn ontstaan in Indonesië na het hebben van een herbeleving vindt geen steun in medische gegevens. Dit alles betekent dat appellant niet op grond van de Wubo in aanmerking kan worden gebracht voor de gevraagde vergoeding.
2.3.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2019.
(getekend) H. Lagas
(getekend) F. Demiroğlu
md