ECLI:NL:CRVB:2019:381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning vergoeding voor aanschaf bril in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant, geboren in 1935, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. Hij heeft in november 2017 een verzoek ingediend voor een vergoeding voor de aanschaf van een bril, welke aanvraag door verweerder is afgewezen. Verweerder stelde dat de visusklachten van appellant niet in verband stonden met het oorlogsgeweld dat hij had meegemaakt. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.
De Raad heeft de medische adviezen van twee geneeskundig adviseurs in overweging genomen, die concludeerden dat de visusklachten van appellant niet aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven, maar eerder het gevolg waren van leeftijdsgebonden veranderingen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en voldoende gemotiveerd, en dat er geen medische gegevens waren die de claims van appellant ondersteunden. De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van medische advisering in zaken die verband houden met de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers en de noodzaak voor appellanten om hun claims te onderbouwen met relevante medische gegevens.