ECLI:NL:CRVB:2019:3806

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
18/759 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met onterecht gemelde stortingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving sinds 13 augustus 2015 bijstand op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 26 mei 2016 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante contante stortingen en bijschrijvingen van derden niet had gemeld. Op basis hiervan heeft het college op 7 december 2016 besloten om de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 september 2016 te herzien en een bedrag van € 4.110,03 terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college haar ten onrechte niet heeft gehoord voordat het op haar bezwaar besliste. De Raad oordeelt dat het college gebruik heeft gemaakt van de antwoordkaartmethode, waarbij appellante een formulier is toegestuurd om aan te geven of zij gehoord wilde worden. Appellante heeft niet aangetoond dat zij dit formulier heeft teruggestuurd, waardoor het college terecht heeft afgezien van het horen.

Daarnaast heeft appellante gesteld dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, omdat zij een alleenstaande moeder is en op een geheim adres verbleef vanwege dreiging in de relationele sfeer. De Raad oordeelt dat deze omstandigheden niet als dringende redenen kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet zijn onderbouwd en niet voldoen aan de criteria voor onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af.

Uitspraak

18/759 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 19 november 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017, 17/2558 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J.B. Beerens
Appellante noch haar gemachtigde, mr. M. Shabaan, advocaat, is – zoals bericht – verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Wintjes.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante ontving sinds 13 augustus 2015 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft het college op 26 mei 2016 een onderzoek doen starten naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Er is dossieronderzoek verricht, er zijn bankafschriften opgevraagd en appellante is op 18 oktober 2016 gehoord. Het college heeft vastgesteld dat appellante contante stortingen en bijschrijvingen van derden niet heeft gemeld. Bij besluit van 7 december 2016, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 april 2017 (bestreden besluit), heeft het college daarom de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 september 2016 herzien en over die periode € 4.110,03 teruggevorderd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college er ten onrechte van heeft afgezien haar te horen alvorens op haar bezwaar te beslissen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Vaststaat dat het college gebruik heeft gemaakt van de zogenoemde antwoordkaartmethode als bedoeld in artikel 7:3, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht en haar daartoe een antwoordformulier toegestuurd om te laten weten dat zij in bezwaar gehoord wilde worden. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij het formulier heeft teruggestuurd en dat het door het college is ontvangen. Ook anderszins heeft appellante niet laten weten dat zij gehoord wilde worden in bezwaar. Dit betekent dat het college terecht heeft afgezien van het horen van appellante.
Verder heeft appellante aangevoerd dat er dringende redenen zijn om af te zien van terugvordering. Appellante heeft aangevoerd dat deze dringende redenen zijn gelegen in dat zij een alleenstaande moeder is die zorgt voor haar pasgeboren zoon en vanwege een dreiging in de relationele sfeer geruime tijd op een geheim adres heeft verbleven. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3312) kunnen dringende redenen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Degene die zich beroept op dringende redenen om geheel of ten dele van terugvordering af te zien, zal het bestaan van de gestelde dringende redenen aannemelijk moeten maken.
Het zijn van een alleenstaande moeder met de zorg voor een pasgeboren zoon is geen bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Dat appellante op een geheim adres moest verblijven heeft appellante op geen enkele manier onderbouwd en heeft zij dus niet aannemelijk gemaakt. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is dus niet gebleken.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.B. Beerens (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.