ECLI:NL:CRVB:2019:3793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het VWNW-plan en de rechtspositie van een ambtenaar in het kader van reorganisatie binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), was sinds 1999 in dienst en vervulde de functie van [naam functie]. Door bezuinigingen en reorganisaties binnen de DJI, die zijn vastgelegd in het Masterplan DJI 2013-2018, is besloten om de artsenzorg extern in te kopen, wat leidde tot de sluiting van verschillende locaties en het vervallen van functies. Appellante werd per 1 december 2014 verplicht VWNW-kandidaat, maar heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de garanties voor zittende artsen, zoals vastgelegd in het beleid van 2008, niet van toepassing waren op appellante, omdat zij geen zittende arts meer was. In hoger beroep heeft de Raad bevestigd dat de minister niet verplicht was om deze garanties op te nemen in het VWNW-plan, en dat de rechtspositie van appellante als verplicht VWNW-kandidaat niet anders was dan die van andere ambtenaren met een vaste aanstelling. De Raad oordeelde dat de minister niet gehouden was om appellante te vrijwaren van de gevolgen van de reorganisatie, en dat de besluitvorming rondom het VWNW-plan op bepaalde punten onzorgvuldig was, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.