ECLI:NL:CRVB:2019:3781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op loongerelateerde WIA-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om het recht op een loongerelateerde WIA-uitkering voor appellant, die zich op 29 augustus 2014 ziek meldde met fysieke en psychische klachten. Appellant ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een aanvraag op grond van de Wet WIA, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatstelijk verrichte werk, maar wel belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 juli 2016. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en vastgesteld dat appellant nog 74,66% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Het Uwv heeft appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 26 augustus 2016, maar heeft hem meegedeeld dat hij recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering tot en met 31 maart 2017 en niet tot en met 28 juni 2017. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard.
In beroep heeft de rechtbank Midden-Nederland de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de FML. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat een onafhankelijke deskundige moet worden ingeschakeld. De verzekeringsarts Van Arkel heeft in een rapport van 11 september 2019 gesteld dat appellant nog steeds disfunctioneert in persoonlijk en sociaal opzicht, maar het Uwv heeft de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat er geen reden is om te twijfelen aan de FML. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te raadplegen, en de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd zijn in medisch opzicht geschikt voor appellant. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2019.