Uitspraak
16.1436 WWAJ-T
OVERWEGINGEN
7. Dit betekent dat het hoger beroep van het Uwv, zaak 16/1285, wordt aangehouden in afwachting van het door het Uwv te nemen nieuwe besluit op bezwaar.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uwv beoordeeld. Appellant, geboren in 1988, heeft op 16 mei 2013 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvraag door het Uwv op 2 augustus 2013 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat appellant in 2006 in staat was om meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, heeft appellant in hoger beroep gesteld dat zijn mogelijkheden en beperkingen onvoldoende zijn onderzocht. De Raad heeft psychiater G.W. de Graaff als deskundige benoemd, die concludeerde dat appellant lijdt aan een autismespectrumstoornis, wat invloed heeft op zijn arbeidsmogelijkheden. De deskundige stelde dat appellant niet meer dan 4 uur per dag, gedurende vijf dagen per week, belastbaar is voor arbeid. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit een ontoereikende medische grondslag heeft en draagt het Uwv op om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De uitspraak is gedaan op 14 november 2019.