ECLI:NL:CRVB:2019:3751
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en verzoek om terugkomen van eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving, heeft in 2015 en 2017 verzoeken ingediend om terug te komen van eerdere besluiten van het Uwv, waarbij zijn uitkering was beëindigd. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat hij sinds 2013 volledig arbeidsongeschikt is, niet gevolgd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de besluiten evident onredelijk was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen nieuwe informatie had overgelegd die zijn verzoeken kon onderbouwen. De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bij herziening van eerdere besluiten in het kader van de WIA.