ECLI:NL:CRVB:2019:3744

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
17/3891 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor extra kosten van tweetalig voortgezet onderwijs

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, die een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, hadden een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de extra kosten van het tweetalig voortgezet onderwijs van hun oudste dochter. De aanvraag werd afgewezen door het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, omdat de kosten voor voortgezet onderwijs als incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep hebben de appellanten betoogd dat de extra kosten voor het tweetalig onderwijs niet uit hun inkomen kunnen worden voldaan en dat het dagelijks bestuur daarmee in strijd handelt met de positieve verplichting uit artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op onderwijs waarborgt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het volgen van tweetalig onderwijs een keuze is van de appellanten en hun dochter, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de extra kosten rechtvaardigen. De Raad bevestigt dat de dochter van appellanten toegang heeft tot regulier onderwijs en dat de kosten voor het tweetalig onderwijs niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.3891 PW

Datum uitspraak: 26 november 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 april 2017, 16/8510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] (appellante) en [Appellant] (appellant), beiden te [woonplaats]
het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.F. van Es, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2019. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. N. Wouters, advocaat. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.M. Feijtel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Op 13 april 2016 hebben appellanten een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor, voor zover hier van belang, de extra kosten van het tweetalig voortgezet onderwijs van hun oudste dochter tot een bedrag van € 345,-.
1.2.
Bij besluit van 10 mei 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 september 2016 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om bijzondere bijstand van appellanten afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de kosten voor voortgezet onderwijs moeten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door reservering hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de extra kosten die verbonden zijn aan het volgen van tweetalig voortgezet onderwijs van de dochter van appellanten niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Het volgen van tweetalig onderwijs berust op een keuze van appellanten en hun dochter. De dochter van appellanten kan het regulier gymnasium volgen en niet in geschil is dat de kosten die verbonden zijn aan het volgen van dit onderwijs tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren die bestreden dienen te worden uit het inkomen. Dat het volgen van tweetalig voortgezet onderwijs een voordeel kan opleveren voor de dochter van appellanten bij een vervolgopleiding en dat zij gebaat is bij de extra uitdaging die dit onderwijs biedt, maakt niet dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden als onder 4.1 bedoeld.
4.3.
Nu uit 4.2 volgt dat de extra kosten voor het volgen van tweetalig onderwijs niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, behoeft de vraag of appellanten deze kosten uit hun inkomen konden voldoen geen beantwoording meer.
4.4.
Appellanten hebben aangevoerd dat het dagelijks bestuur door geen bijzondere bijstand voor de extra kosten van tweetalig onderwijs toe te kennen niet beantwoordt aan de positieve verplichting die besloten ligt in artikel 2 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) om het recht op onderwijs te waarborgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.
Artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM luidt als volgt: “Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de uitoefening van alle functies die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.”
4.6.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de dochter van appellanten niet het recht op onderwijs wordt ontzegd. Zij kan onderwijs volgen op een school voor regulier voortgezet onderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs naar keuze en heeft hiermee, na het behalen van haar diploma, toegang tot hoger onderwijs. Artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM strekt niet zover dat het bijstandverlenende orgaan gehouden is de betrokkene financieel in staat te stellen om de keuze voor het volgen van een extra onderwijsprogramma mogelijk te maken.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en J.L. Boxum als leden, in tegenwoordigheid van L. Hagendijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2019.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) L. Hagendijk