ECLI:NL:CRVB:2019:3741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Verzoeker ontving een onvolledig ouderdomspensioen en een AIO-aanvulling, waarvan de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de uitbetaling had ingetrokken wegens schending van de inlichtingenverplichting. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij stelde dat hij door de intrekking van de AIO-aanvulling schulden had opgebouwd en dat schuldeisers de geleende gelden terugvorderden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake was van een actueel spoedeisend belang. Verzoeker ontving sinds januari 2019 weer een AIO-aanvulling en zijn stelling dat hij in het verleden schulden had gemaakt, was niet voldoende onderbouwd om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de behandeling van de bodemprocedure kon worden afgewacht en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat onverwijlde spoed ontbrak. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in aanwezigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, en werd openbaar uitgesproken op 26 november 2019.