ECLI:NL:CRVB:2019:3736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
18/744 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door weigering medewerking aan huisbezoek

In deze zaak heeft appellant op 15 augustus 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Lelystad heeft deze aanvraag afgewezen op 27 oktober 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 maart 2017. De afwijzing was gebaseerd op de weigering van appellant om medewerking te verlenen aan een huisbezoek op 13 oktober 2016, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij het belang van het bijstandverlenend orgaan om een huisbezoek af te leggen benadrukte. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet heeft geweigerd mee te werken aan het huisbezoek, maar dat hij zijn zoon moest ophalen van school. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de medewerkers van het college rekening hebben gehouden met deze situatie en dat appellant zijn toestemming voor het huisbezoek heeft geweigerd, ondanks dat hem de gevolgen van deze weigering zijn meegedeeld. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellant in hoger beroep in wezen een herhaling zijn van wat eerder is aangevoerd. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

18.744 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 december 2017, 17/1823 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)
Datum uitspraak: 19 november 2019
Zitting hebben: J.J.A. Kooijman
Griffier: P.Y.M. Liu
Voor appellant is verschenen mr. J.M. Koppert. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 15 augustus 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Bij besluit van 27 oktober 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 maart 2017 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellant door zijn weigering medewerking te verlenen aan een huisbezoek op 13 oktober 2016 de inlichtingen- en medewerkingsverplichting heeft geschonden, als gevolg waarvan het college het recht op bijstand niet heeft kunnen vast te stellen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat volgens vaste rechtspraak in het algemeen groot gewicht toe wordt gekend aan het belang van een bijstandverlenend orgaan om - zo nodig - onmiddellijk een huisbezoek af te leggen teneinde een door betrokkene opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie tussentijds een wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel sterk aan effectiviteit inboet. Uit de rapportage handhaving van 19 oktober 2016 blijkt ondubbelzinnig dat appellant zijn toestemming voor een huisbezoek heeft geweigerd en dat hij in zijn weigering heeft volhard nadat één van medewerkers had meegedeeld wat de gevolgen zijn van het weigeren van een huisbezoek. De beroepsgrond dat appellant niet heeft geweigerd mee te werken aan het huisbezoek slaagt derhalve niet. Appellant kan evenmin worden gevolgd in zijn betoog dat hij niet aan het huisbezoek kon meewerken omdat hij zijn kind om 12:00 uur van school moest halen. Uit de rapportage handhaving van 19 oktober 2016 blijkt dat de medewerkers hiermee rekening hebben gehouden. Zo is voorafgaand aan het huisbezoek gezegd dat als appellant zou meewerken, zij ruim voor 12:00 uur klaar zouden zijn en hebben de medewerkers tot 12:25 uur op appellant gewacht. De verklaring van appellant ter zitting dat in 2011 problemen waren met het gezin en dat een van hen uit huis is geplaatst, doet aan het voorgaande niet af nu deze gebeurtenissen niet relevant zijn voor het op 13 oktober 2016 afgelegde huisbezoek.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij niet heeft geweigerd om mee te werken aan het huisbezoek. Hij heeft slechts kenbaar gemaakt dat hij zijn inwonende zoon moest ophalen. Appellant heeft benadrukt dat er op dat moment veel te doen was om zijn kinderen. De Kinderbescherming bemoeide zich met het gezin, een omstandigheid waarvan de gemeente op de hoogte was. Door de rechter werd er in die periode ook een ondertoezichtstelling uitgesproken. Het is niet juist dat er alleen in 2011 problemen waren met zijn kinderen. De problemen met zijn kinderen speelden ook ten tijde van het huisbezoek. De rechtbank heeft ten onrechte geen rekening gehouden met deze problematiek.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Daaraan wordt toegevoegd dat de omstandigheid dat de gezinsproblematiek ten tijde van het huisbezoek nog steeds speelde, niet maakt dat appellant op dat moment niet aan het huisbezoek kon meewerken.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
Het lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) J.J.A. Kooijman