Uitspraak
17.5604 WIA
29 juni 2017, 16/5023 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
12 maart 2018 van M.M. Wolff-van der Ven, verzekeringsarts bij Ergatis, ingebracht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de toekenning van een WGA-vervolguitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 2007 arbeidsongeschikt is door zowel fysieke als psychische klachten, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. In 2015 verzocht hij om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, wat leidde tot een rapport van een verzekeringsarts die concludeerde dat zijn belastbaarheid niet was gewijzigd. Het Uwv handhaafde de WGA-vervolguitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,23%.
Appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde hij een expertise toe van een andere verzekeringsarts, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat er geen aanleiding was voor een aanvullend medisch onderzoek. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant in medisch opzicht geschikt was voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 november 2019.