ECLI:NL:CRVB:2019:373

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
16-2227 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een ambtenaar binnen de politie en de voorwaarden voor geschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om bevordering van appellant naar de functie van senior GGP. Appellant, werkzaam bij de politie, had zijn verzoek om bevordering ingediend in het kader van een hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid. De korpschef had het verzoek afgewezen op basis van de argumentatie dat appellant niet voldeed aan de vereiste geschiktheid voor de functie van senior GGP. De Raad heeft vastgesteld dat de beoordeling van appellant uit 2008 niet als recent kon worden aangemerkt en dat appellant op basis van zijn latere beoordelingen en verklaringen van leidinggevenden wel degelijk voldeed aan de geschiktheidseisen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat appellant met terugwerkende kracht vanaf 29 april 2012 bevorderd moet worden naar de functie van senior GGP. De Raad heeft ook de korpschef veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.816,- bedragen.

Uitspraak

16.2227 AW, 17/1350 AW

Datum uitspraak: 24 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van
4 april 2016, 15/6157 (aangevallen uitspraak 1) en 22 december 2016, 16/2007 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.A.J.T. Hoogendoorn hoger beroepen ingesteld.
De korpschef heeft verweerschriften ingediend.
Mr. M. Abdelkader heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld en zich vervolgens als gemachtigde aan de zaak onttrokken. S.A. Hoogendoorn heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door S.A. Hoogendoorn en [X.] . De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Allaart.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 2000 werkzaam bij de politie in de [onderdeel 1] ( [onderdeel 1] ). Na een korte periode bij de [onderdeel 2] is hij in 2006 heringetreden bij de voormalige regiopolitie [regio] , thans de [eenheid] , als medewerker [onderdeel 1] A. In 2007 is appellant geplaatst in de functie van medewerker [onderdeel 1] B. Met ingang van 6 december 2008 is hij geplaatst in de functie van [functie 1] bij het bureau [bureau] ( [bureau] ). Sinds 1 mei 2011 is appellant werkzaam als [functie 2] .
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgelegd. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vastgelegd: “De aanvraagdatum voor doorstroom in het kader van HAP II moet op uiterlijk 31 december 2012 liggen. Nieuwe aanvragen ná 31 december 2012 worden niet meer in behandeling genomen. (…) Het beleid is medio 2010 afgesproken en 1 november 2010 van kracht geworden. De laatste datum is bepalend voor de beslissing. Een beoordeling van dat moment (of niet ouder dan 2 jaar) is hierin leidend.”
1.3.
Op 28 september 2012 is de medewerkers van de voormalige regiopolitie [regio] door middel van een bekendmaking op intranet de mogelijkheid geboden zich tot
31 december 2012 te melden voor bevordering naar de functie van senior GGP.
1.4.
In overleg met de Ondernemingsraad (OR) is binnen de gestelde kaders op punten een nadere invulling aan het beleid gegeven. Om in aanmerking te komen voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 binnen de GGP moest in 2012 binnen de voormalige regiopolitie [regio] aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- ( ten minste zes maanden aaneengesloten) ervaring in een van de andere hoofdprocessen buiten de GGP;
- de beoordeling boven de norm, opgemaakt in de periode 1 januari 2012 tot 31 december 2012, moet een score hebben van gemiddeld een 8 of hoger met als waardering dat prestaties en functioneren duidelijk boven de functie-eisen zijn;
- in de beoordeling moet de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP zijn opgenomen.
In april 2013 zijn de toetsingscriteria aangepast in de zin dat met ervaring in een ander hoofdproces niet per se wordt bedoeld ervaring in de opsporing. Dit kan in elk gangbaar hoofdproces zijn. De scores in de beoordeling hoeven niet langer ten minste 8 of hoger te zijn. Met een 7 of hoger wordt al voldaan aan het criterium van een beoordeling “boven de norm”.
1.5.
Als gevolg van een aantal door de OR geuite bezwaren heeft een hernieuwde openstelling plaatsgevonden. De aanvullende afspraken zijn op 16 oktober 2014 via intranet bekend gemaakt. Op grond hiervan konden medewerkers gedurende de periode 16 oktober 2014 tot en met 13 november 2014 een aanvraag om bevordering indienen wanneer zij onder meer voldeden aan de volgende eisen:
- op 31 december 2012 was de medewerker formeel geplaatst binnen de voormalige regiopolitie [regio] ;
- er is een prestatie-/potentieelbeoordeling met op alle punten ten minste een 7;
- de prestatie-/potentieelbeoordeling moet uiterlijk zijn vastgesteld op 31 december 2012 of het gehele proces van beoordeling moet zijn doorlopen in 2012 en alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit heeft daarna plaatsgevonden;
- de hernieuwde openstelling is enkel bedoeld voor medewerkers die in de eerste openstelling niet aan de toen gestelde norm voldeden en zich daardoor niet hebben aangemeld;
- de openstelling is van toepassing op dezelfde groep medewerkers als de eerste ronde, maar als er al een aanvraag bekend is, is dit een reden om een nieuwe aanvraag te weigeren. Als de beoordeling vóór 31 december 2012 is opgemaakt en bekrachtigd en een score laat zien van gemiddeld een acht of hoger is deelname niet (meer) mogelijk. Deelname voor deze categorie medewerkers was mogelijk in de eerste ronde;
- de beoordeling moet een positieve indicatie voor een volgende loopbaanstap bevatten in de vorm van een vinkje of een expliciete tekst.
1.6.
Ten aanzien van het functioneren van appellant in de functie van medewerker [onderdeel 1] B over de periode 12 juni 2007 tot en met 12 juni 2008 is op 22 juli 2008 een beoordeling opgesteld met een gemiddelde score van 8 of hoger.
1.7.
Appellant heeft in het kader van de hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid bij verzoek van 10 november 2014 verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP. Daarbij heeft hij een op 9 maart 2011 vastgestelde prestatiebeoordeling voor de functie van [functie 1] over de periode 1 juni 2009 tot en met 1 maart 2011 overgelegd met vijftien keer een score van 7 en zeven keer een score van 8 (beoordeling 1). Ook heeft hij een wegens het digitaal accorderen ongetekende prestatiebeoordeling voor de functie van [functie 2] van 23 mei 2013 over de periode 30 april 2012 tot en met 25 mei 2013 overgelegd met acht keer een score 7 en veertien keer een score 8 (beoordeling 2).
1.8.
Bij besluit van 19 maart 2015 is het verzoek om bevordering afgewezen op de grond dat uit de beoordeling uit 2008 blijkt dat appellant nog kan doorgroeien in zijn huidige functie en pas over enkele jaren potentieel geschikt geacht wordt voor de functie van senior GGP. Bij besluit van 23 juli 2015 (bestreden besluit 1) is het bezwaar tegen het besluit van 19 maart 2015 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat ook beoordeling 1 niet aan de voorwaarden voldoet, omdat daarin geen uitspraak over de verwachte geschiktheid wordt gedaan.
1.9.
Op 6 november 2015 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen beoordeling 2, teneinde de beoordelingsperiode te wijzigen. Ook is volgens appellant ten onrechte geen potentieelbeoordeling opgenomen. Dit bezwaar is bij besluit van 1 februari 2016 (bestreden besluit 2) niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.10.
Ten aanzien van het functioneren van appellant in de functie van [functie 2] over de periode 2 maart 2011 tot en met 29 april 2012 is op 31 december 2015 een prestatie- en potentieelbeoordeling vastgesteld (beoordeling 3). De beoordeling bevat drie keer een score 7 en negentien keer een score 8. In de samenvatting van de potentieelbeoordeling is vermeld dat de prestaties en het functioneren duidelijk boven de functie-eisen zijn en appellant binnen nu en een jaar kan doorgroeien naar een zwaardere functie in hetzelfde loopbaantraject.
2.1.
Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Overwogen is dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat - wat er verder ook zij van de vraag of is voldaan aan de formele vereisten waaraan de beoordeling en de verwachte geschiktheid moet voldoen - appellant niet in aanmerking komt voor bevordering. Hij functioneerde immers in zijn functie van medewerker [onderdeel 1] B op een gemiddeld niveau van ten minste een 8, zodat hij ten tijde van de eerste openstelling reeds aan de voorwaarden voor doorstroming voldeed en met succes had kunnen deelnemen aan deze eerste ronde. Degenen die bij de eerste openstelling al gemiddeld een 8 hadden, zijn uitgesloten in de hernieuwde openstelling. Dit beleid acht de rechtbank niet onredelijk of onjuist.
2.2.
Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3. In de hoger beroepen heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Aangevallen uitspraak 1
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het verzoek om bevordering van appellant dat is gedaan in het kader van de hernieuwde openstelling voor toewijzing in aanmerking komt. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellant niet voldoet aan het vereiste van de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. De Raad stelt vast dat de korpschef de afwijzingsgrond in beroep heeft gewijzigd - en dit in hoger beroep heeft gehandhaafd - door zich primair op het standpunt te stellen dat appellant bij de eerste ronde een verzoek om bevordering had kunnen indienen en de rechtbank de korpschef daarin heeft gevolgd. De Raad volgt dit standpunt niet. De beoordeling uit 2008 is opgesteld op 22 juli 2008. Uit 1.2 volgt dat deze beoordeling niet als een recente beoordeling als bedoeld in het loopbaanbeleid kan worden aangemerkt
.Reeds hierom kan deze beoordeling niet bij het verzoek om bevordering worden meegenomen. Dit brengt met zich dat appellant eveneens niet op basis van deze beoordeling kan worden uitgesloten van de hernieuwde openstelling met het argument dat deze (te oude) beoordeling gemiddeld een score 8 of hoger bevat. Op 28 september 2012 was de eerste openstelling van het loopbaanbeleid. Op dat moment was de meest recente beoordeling van appellant beoordeling 1. Die beoordeling bevatte een score van gemiddeld 7 of hoger, zodat hij daarmee op dat moment niet in aanmerking kwam voor bevordering en niet viel onder de doelgroep van de eerste openstelling. Appellant heeft dus in het kader van de hernieuwde openstelling alsnog een verzoek om bevordering kunnen en mogen indienen.
4.2.
Appellant heeft naast de hiervoor genoemde prestatiebeoordeling uit 2008 gedurende de procedure nog drie beoordelingen overgelegd, te weten een prestatiebeoordeling over de periode 1 juni 2009 tot en met 1 maart 2011 (beoordeling 1), een prestatiebeoordeling over de periode 30 april 2012 tot en met 25 mei 2013, opgemaakt op 23 mei 2013 (beoordeling 2) en een prestatie- en potentieelbeoordeling over de periode 2 maart 2011 tot en met 29 april 2012, opgemaakt en bekrachtigd op 31 december 2015 (beoordeling 3). Laatstgenoemde twee beoordelingen zijn door de korpschef buiten beschouwing gelaten. De Raad heeft eerder overwogen dat de keuze van een peilmoment waarop de beoordeling uiterlijk moet zijn vastgesteld een ongeoorloofde beperking is van het landelijke beleid dat geen peilmoment kent voor de beoordeling. Verwezen wordt naar de uitspraak van 2 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2072). De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat geen van deze beoordelingen buiten beschouwing kan worden gelaten.
4.3.
Nu het loopbaanbeleid geen peilmoment kende voor de beoordeling van daarop gebaseerde verzoeken om bevordering en het loopbaanbeleid met ingang van 1 januari 2013 is vervallen, dient de vraag beantwoord te worden of appellant uiterlijk op 31 december 2012 voldeed aan de in het loopbaanbeleid gestelde voorwaarde van de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. De Raad stelt vast dat de beoordelingen 1, 2 en 3 recente beoordelingen zijn, boven de norm zijn en alle drie (beoordeling 2 grotendeels) zien op de periode waarbinnen het loopbaanbeleid gold.
4.3.1.
Beoordeling 1 bevat geen expliciete potentieelbeoordeling. Uit deze beoordeling blijkt op geen enkele wijze de verwachte geschiktheid.
4.3.2.
Appellant is van mening dat uit beoordeling 2, ondanks dat deze geen expliciet potentieelgedeelte bevat, blijkt dat hij de verwachte geschiktheid voor senior GGP heeft. Daartoe heeft hij verwezen naar punt D , onder 3 waarin het volgende is opgenomen: “ [appellant] is door zijn ervaring en als persoon goed in staat senior te worden, zowel voor handhaving als voor opsporing.” Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij in beroep de verklaring van zijn leidinggevende S (leidinggevende) van 22 september 2015 overgelegd, waarin is vermeld: “In 2012 tijdens de beoordeling blijkt van een goed tot zeer goed functioneren van [appellant] (
appellant) waarbij toen al de potentie aanwezig was om op een hoger niveau te kunnen werken en functioneren. Naar mijn oordeel was [appellant] op basis van de stand van zaken op 31 december 2012 in staat om een functie als senior- [functie 1] of senior medewerker [onderdeel 1] te vervullen.”
In de eveneens door appellant in beroep overgelegde verklaring van teamchef [Y] van
3 januari 2015 is het volgende vermeld: “Met andere woorden hij was reeds in 2012 geschikt en bekwaam om een functie op schaal 8 niveau te vervullen.”
4.3.3.
De Raad stelt verder vast dat in de samenvatting van de potentieelbeoordeling van beoordeling 3, die ziet op de periode tot en met 29 april 2012, een vinkje staat bij “kan binnen nu en 1 jaar doorgroeien naar een zwaardere functie in hetzelfde loopbaantraject”. Verder staat vermeld: “Groeirichting: breed operationeel / uitvoerend. Eventuele eerstvolgende functie als vervolg op groeirichting: Functie 1: senior GGP”. In hoger beroep heeft appellant in dit verband een (ongedateerde) verklaring van teamchef [Z] overgelegd, waarin [Z] heeft vermeld dat appellant ten tijde van het opmaken van beoordeling 3, die zij op
31 december 2015 als beoordelingsautoriteit heeft vastgesteld, al langere tijd ruim boven het niveau van generalist GGP functioneerde en zij geprobeerd heeft dit binnen de beperkte ruimte die de (potentieel)beoordeling biedt, tot uitdrukking te brengen.
4.3.4.
Uit beoordelingen 2 en 3, in samenhang bezien met de verklaringen van [Y] van
3 januari 2015, de leidinggevende van 22 september 2015 en de toenmalige beoordelingsautoriteit [Z] leidt de Raad af dat appellant op 29 april 2012 voldeed aan het vereiste van de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, omdat toen al de potentie aanwezig was om op het niveau van senior GGP te kunnen werken en functioneren. Gelet op dit oordeel behoeft het verzoek van appellant om op een nadere zitting beoordelingsautoriteit [Z] als getuige op te roepen, geen bespreking.
4.4.
Uit 4.1, 4.2 en 4.3.4 volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt. De Raad zal aangevallen uitspraak 1 en bestreden besluit 1 vernietigen. Aanleiding bestaat om zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat appellant met ingang van 29 april 2012 wordt bevorderd naar de functie van senior GGP. De Raad merkt hierbij op dat appellant, zoals hij ook ter zitting van de Raad heeft verklaard, terug zal dienen te keren naar de GGP.
Aangevallen uitspraak 2
4.5.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant ervan op de hoogte was dat de correspondentie over zijn beoordeling via de elektronische weg verliep. Niet alleen heeft appellant op digitale wijze gereageerd op het concept, ook heeft hij de beoordeling meegezonden in zijn aanvraag tot bevordering in het kader van het loopbaanbeleid met de begeleidende woorden dat de beoordeling niet is ondertekend in verband met het digitaal accorderen ervan. Hoewel niet is te achterhalen wanneer appellant kennis heeft genomen van de beoordeling, staat vast dat dit uiterlijk op 10 november 2014 was, het moment van inzenden van zijn aanvraag tot bevordering met de beoordeling als bijlage. Zelfs indien wordt uitgegaan van deze datum, is sprake van een te laat ingediend bezwaarschrift.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 niet slaagt.
Proceskosten
5. Aanleiding bestaat de korpschef te veroordelen in de kosten van appellant met betrekking tot aangevallen uitspraak 1. Deze kosten worden begroot op € 512,- in bezwaar
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift), € 1.280,- in beroep
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en
0,5 punt voor de nadere reactie van 26 februari 2016) en € 1.024,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), derhalve in totaal € 2.816,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt aangevallen uitspraak 1;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 23 juli 2015 gegrond en vernietigt dit besluit;
  • herroept het besluit van 19 maart 2015 en bepaalt dat appellant met ingang van
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit van 23 juli 2015;
  • bevestigt aangevallen uitspraak 2;
  • veroordeelt de korpschef in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.816,-;
  • bepaalt dat de korpschef het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 418 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J.M.M. van Dalen
lo