Uitspraak
16.2227 AW, 17/1350 AW
OVERWEGINGEN
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgelegd. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vastgelegd: “De aanvraagdatum voor doorstroom in het kader van HAP II moet op uiterlijk 31 december 2012 liggen. Nieuwe aanvragen ná 31 december 2012 worden niet meer in behandeling genomen. (…) Het beleid is medio 2010 afgesproken en 1 november 2010 van kracht geworden. De laatste datum is bepalend voor de beslissing. Een beoordeling van dat moment (of niet ouder dan 2 jaar) is hierin leidend.”
.Reeds hierom kan deze beoordeling niet bij het verzoek om bevordering worden meegenomen. Dit brengt met zich dat appellant eveneens niet op basis van deze beoordeling kan worden uitgesloten van de hernieuwde openstelling met het argument dat deze (te oude) beoordeling gemiddeld een score 8 of hoger bevat. Op 28 september 2012 was de eerste openstelling van het loopbaanbeleid. Op dat moment was de meest recente beoordeling van appellant beoordeling 1. Die beoordeling bevatte een score van gemiddeld 7 of hoger, zodat hij daarmee op dat moment niet in aanmerking kwam voor bevordering en niet viel onder de doelgroep van de eerste openstelling. Appellant heeft dus in het kader van de hernieuwde openstelling alsnog een verzoek om bevordering kunnen en mogen indienen.
appellant) waarbij toen al de potentie aanwezig was om op een hoger niveau te kunnen werken en functioneren. Naar mijn oordeel was [appellant] op basis van de stand van zaken op 31 december 2012 in staat om een functie als senior- [functie 1] of senior medewerker [onderdeel 1] te vervullen.”
3 januari 2015, de leidinggevende van 22 september 2015 en de toenmalige beoordelingsautoriteit [Z] leidt de Raad af dat appellant op 29 april 2012 voldeed aan het vereiste van de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, omdat toen al de potentie aanwezig was om op het niveau van senior GGP te kunnen werken en functioneren. Gelet op dit oordeel behoeft het verzoek van appellant om op een nadere zitting beoordelingsautoriteit [Z] als getuige op te roepen, geen bespreking.
BESLISSING
- vernietigt aangevallen uitspraak 1;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 23 juli 2015 gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept het besluit van 19 maart 2015 en bepaalt dat appellant met ingang van
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit van 23 juli 2015;
- bevestigt aangevallen uitspraak 2;
- veroordeelt de korpschef in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.816,-;
- bepaalt dat de korpschef het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 418 vergoedt.