ECLI:NL:CRVB:2019:3727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van een ex-werkneemster. De appellante, een stichting, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de uitkering van de ex-werkneemster niet zou wijzigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd geoordeeld dat de ex-werkneemster, ondanks haar volledige arbeidsongeschiktheid, niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid niet als duurzaam werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwing had gegeven voor de verwachting dat er op lange termijn een kans op verbetering van de belastbaarheid van de ex-werkneemster was. Dit oordeel was gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en informatie van de behandelend psychiater. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts een deugdelijke afweging had gemaakt en dat de argumenten van de appellante in hoger beroep niet voldoende waren om aan de motivering van de verzekeringsarts te twijfelen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van de appellante af.