ECLI:NL:CRVB:2019:3722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van WIA-uitkering en beëindiging van de uitkering
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de WIA-uitkering van appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Appellante, die als schoonmaakster werkte, is sinds februari 2011 arbeidsongeschikt door psychische en rugklachten. Het Uwv heeft haar WIA-uitkering op 9 oktober 2016 beëindigd, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin beperkingen zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische informatie heeft aangedragen die twijfels oproept over het oordeel van de rechtbank. De Raad onderschrijft de conclusies van de rechtbank over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de geschiktheid van de geselecteerde functies. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 21 november 2019.