ECLI:NL:CRVB:2019:3719

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
17/6616 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Akbaba, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake schadevergoeding. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2017. Het Uwv had op 14 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroep op 21 augustus 2019 introk. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de door hem geleden schade, inclusief wettelijke rente over de na te betalen uitkeringen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van appellant. De proceskosten zijn begroot op € 1.024,- voor de procedure in beroep en € 512,- voor het hoger beroep, met een aanvullende vergoeding van € 256,- voor de kosten van rechtsbijstand in verband met het verzoek om schadevergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 november 2019
17/6616 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
25 augustus 2017, 16/4188 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H. Akbaba, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 14 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 21 augustus 2019 heeft mr. Akbaba namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep en in de door appellant geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkeringen.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 14 augustus 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente
dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant ter zake van het verzoek om schadevergoeding. Deze kosten worden begroot op € 256,- voor kosten van rechtsbijstand (1 punt voor het verzoek met wegingsfactor 0,5).
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor omschreven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.792,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2019.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier

VC