ECLI:NL:CRVB:2019:3713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanpassing WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanpassing van zijn WGA-vervolguitkering aan de orde is. Appellant, die zich op 11 januari 2009 ziek meldde, ontving vanaf 9 januari 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering. Na afloop van deze periode werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 65 tot 80%. In 2016 werd zijn WGA-vervolguitkering aangepast naar deze klasse, wat appellant betwistte. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat de medische situatie van appellant, waaronder rugklachten en psychische klachten, niet leidde tot meer beperkingen dan eerder vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de medische informatie correct had geïnterpreteerd en dat er geen reden was om aan de conclusies te twijfelen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd was ingegaan op zijn gronden en dat er ten onrechte geen toename van beperkingen was aangenomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de medische beoordeling juist was en dat er geen aanleiding was voor een deskundige. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.