ECLI:NL:CRVB:2019:3704
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van WIA-uitkering en geschiktheid van appellante
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de WIA-uitkering van appellante, die zich op 31 juli 2012 ziek meldde vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar in 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar trok deze in 2016 in, omdat de arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv haar psychische beperkingen onjuist had ingeschat en verzocht om benoeming van een deskundige. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het Uwv de belastbaarheid van appellante onjuist had ingeschat. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te onderbouwen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de medische beoordeling van het Uwv te twijfelen en dat het hoger beroep niet slaagde.