ECLI:NL:CRVB:2019:3702

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
18/3823 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Regeling vliegtoelage voor politieambtenaren en de toepassing op functies buiten vliegers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, werkzaam bij de Landelijke eenheid van de Nationale Politie, had verzocht om toekenning van een vliegtoelage gelijk aan die van politievliegers. De korpschef had dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de Regeling vliegtoelage. De Raad oordeelde dat de Regeling vliegtoelage specifiek is ontworpen voor ambtenaren met de functie van (chef)vlieger en dat luchtvarenden in andere functies, zoals de appellant, hier geen aanspraak op kunnen maken. De Raad concludeerde dat de Regeling vliegtoelage is gebaseerd op de arbeidsmarktproblematiek voor vliegers en dat de appellant, ondanks zijn taken die operationeel vliegen omvatten, geen recht heeft op de vliegtoelage. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.

Uitspraak

18.3823 AW

Datum uitspraak: 21 november 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 juni 2018, 17/3566 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant hebben mr. F.E. Delpeut en mr. T.A. Meijer hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, het hoger beroep aangevuld en daarbij nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.H. Beijer en drs. M. Lokhorst.
Na de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de Raad de korpschef schriftelijk vragen gesteld. De korpschef heeft de vragen van de Raad beantwoord en daarbij nadere stukken ingediend. Namens appellant heeft mr. De Vries een schriftelijke reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 10 oktober 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries en D.L. van der Galien. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. Lokhorst, mr. J.P.M. Opdencamp en J. Molenaar.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was bij het (voormalige) Korps landelijke politiediensten werkzaam als [naam functie 1] (functienaam: [functienaam]), bij de afdeling Luchtvaart. Laatstelijk behoorden tot deze functie ook de taken van [naam 1] en [naam 2]. Appellant is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie [naam functie 2] van de Landelijke eenheid van de Nationale Politie, met het werkterrein Luchtwaarneming, waarbij hij belast is gebleven met de werkzaamheden van [functienaam] en de taken van [naam 1] en [naam 2].
1.2.
Appellant heeft op 3 maart 2016 verzocht om toekenning van een vliegtoelage gelijkwaardig aan of gelijk aan die van de politievliegers/gezagvoerders. De korpschef heeft dit verzoek bij besluit van 8 november 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 mei 2017, afgewezen. Daartoe heeft de korpschef overwogen dat appellant op grond van de definitie zoals opgenomen in artikel 1 en artikel 7 van de Regeling vliegtoelage vliegers Landelijke eenheid (Regeling vliegtoelage) niet valt onder de voorwaarden voor toekenning van de vliegtoelage. In de functiebeschrijving van appellant is het taakaspect “operationeel vliegen” niet opgenomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil tussen partijen in dit hoger beroep ziet op de vraag of appellant in zijn functie van [functienaam] op grond van de Regeling vliegtoelage aanspraak kan maken op een vliegtoelage. Appellant heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat in zijn functie van [functienaam], mede in aanmerking genomen zijn taken als [naam 1] en [naam 2], sprake is van operationeel vliegen en dat hij vanwege de daaraan verbonden risico’s en inconvenienten recht heeft op een vliegtoelage. De korpschef heeft zich op het standpunt gesteld dat de Regeling vliegtoelage uitsluitend van toepassing is voor vliegers/gezagvoerders en niet voor overig luchtvarend personeel. De reden voor het invoeren van de Regeling vliegtoelage was met name gelegen in de arbeidsmarksituatie voor vliegers en dus niet vanwege de aan het vliegen verbonden gevaren en inconvenienten, aldus de korpschef.
4.2.1.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling vliegtoelage luidt: “In deze regeling wordt verstaan onder vlieger: de ambtenaar werkzaam bij de Landelijke eenheid in de LFNP functie Politie Vlieger of Chef Vlieger.”
4.2.2.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling vliegtoelage luidt: “De vlieger heeft aanspraak op een maandelijkse toelage.”
4.2.3.
Artikel 7 van de Regeling vliegtoelage luidt: “Voor de toepassing van deze regeling wordt onder vlieger tevens verstaan de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993, in de periode van 1 november 2008 tot en met 1 januari 2013 aangesteld bij het Korps Landelijke Politiediensten, bij wie operationeel vliegen onderdeel uitmaakte van de functie.”
4.3.1.
In de toelichting bij de Regeling vliegtoelage (Stcrt. 2016, 60474) is onder het kopje Algemeen, het volgende vermeld:
“In 2006 en 2007 heeft een onvoorziene uitstroom van ervaren vliegers bij het (voormalige) Korps landelijke politiediensten (hierna KLPD, nu Landelijke eenheid) plaatsgevonden. Aanleiding hiervoor zouden knelpunten rond de arbeidsvoorwaarden van de vliegers zijn. Derhalve heeft de korpsbeheerder in maart 2007 de korpsleiding verzocht om een pakketvergelijking uit te voeren van de arbeidsvoorwaarden van de vliegers bij de KLPD met vergelijkbare functies in andere sectoren, waaronder de inspectie Verkeer en Waterstaat
(nu geheten Inspectie Luchtvaart en Transport, hierna: ILT) en het ministerie van Defensie.
De korpsleiding van het KLPD heeft naar aanleiding van de resultaten van die pakketvergelijking een voorstel gedaan voor een vliegtoelage en hierbij behorende afbouwregeling. Op 2 oktober 2008 hebben de sectorwerkgever Politie en de politievakorganisaties in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) met het voorstel ingestemd. De afspraken worden in de praktijk sinds 1 november 2008 uitgevoerd, maar zijn niet eerder geformaliseerd. Deze regeling bevat nu de uitwerking van de afspraak.”
Voorts is onder het kopje Vliegtoelage onder meer vermeld dat de vliegtoelage uitsluitend wordt toegekend aan medewerkers met de functie vlieger bij de Landelijke eenheid.
4.3.2.
In de artikelsgewijze toelichting is bij artikel 1 onder meer vermeld: “De vlieger is een ambtenaar werkzaam bij de Landelijke eenheid, die de functie heeft van Politie Vlieger of van Chef Vlieger. Bij hen maakt het taakaspect operationeel vliegen onderdeel uit van de functie.”
4.3.3.
De toelichting bij artikel 7 luidt: “In verband met de oprichting van de Nationale Politie per 1 januari 2013, en de inwerkingtreding van deze regeling met terugwerkende kracht per 1 november 2008, is voor het begrip ‘vlieger’ zowel een omschrijving voor de periode 1 november 2008 tot 1 januari 2013, als een omschrijving die geldt voor de periode vanaf 1 januari 2013, opgenomen”.
4.4.
Gelet op de bewoording van de onder 4.2.1 tot en met 4.2.3 genoemde artikelen, die duidelijk is, in samenhang met de toelichting bij de Regeling vliegtoelage, als vermeld onder 4.3.1 tot en met 4.3.3 komt de Raad tot het oordeel dat de Regeling vliegtoelage met name is gebaseerd op de door de korpsleiding ervaren arbeidsmarktproblematiek voor vliegers bij de politie en dat de Regeling vliegtoelage dan ook uitsluitend van toepassing is voor ambtenaren belast met de functie van (chef)vlieger. Luchtvarenden werkzaam in andere functies, zoals de [functienaam], kunnen aan de Regeling vliegtoelage geen rechten ontlenen. Dat taakaspecten van de [functienaam] kunnen worden aangemerkt als ‘operationeel vliegen’ maakt dit niet anders. De Raad is niet gebleken van een regeling op grond waarvan door een politieambtenaar aan ‘operationeel vliegen’ als zodanig aanspraak op een toelage kan worden ontleend.
4.5.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J.J.T. van den Corput en G. Aarts als leden, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2019.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) D. Bakker