ECLI:NL:CRVB:2019:3627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
Op 7 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WIA-uitkering te beëindigen. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 19 januari 2017 niet langer recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Gümüs, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. Hij verwees naar medische gegevens die zijn gesteld dat zijn rugklachten en andere gezondheidsproblemen niet adequaat zijn beoordeeld.
De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, maar oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant in de eerdere uitspraak afdoende had besproken. De Raad bevestigde dat de medische gegevens die appellant in hoger beroep aanvoerde, niet relevant waren voor de datum in geding, maar betrekking hadden op een latere periode. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.