ECLI:NL:CRVB:2019:3623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die psychische en knieklachten heeft, was het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geen recht meer had op een WIA-uitkering. De Raad toetste de beoordeling van de verzekeringsartsen van het Uwv aan de hand van de uitgangspunten uit het arrest Korošec. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het onderzoek door de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was geweest en dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onjuist was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt waren voor de appellant. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat hij daarom geen recht had op een IVA-uitkering. Het verzoek van de appellant om veroordeling tot schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank.