ECLI:NL:CRVB:2019:3620

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
18/6518 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vaststelling dagloon op basis van polisadministratie door het Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.F.A. Bronneberg, bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 20 februari 2018 besloten om appellant met terugwerkende kracht vanaf 29 juni 2017 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), waarbij het dagloon was vastgesteld op € 127,44. Appellant betwistte de hoogte van dit dagloon en stelde dat het overwerk niet was meegenomen in de berekening en dat de indexering niet correct was toegepast.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, met de overweging dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij de appellant aantoont dat deze gegevens niet juist zijn. Appellant heeft echter geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de door het Uwv gehanteerde bedragen onjuist of onvolledig zijn. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar ook hier heeft hij geen bewijs geleverd voor zijn claims.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het oordeel van de rechtbank en de onderliggende overwegingen zijn onderschreven. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 november 2019.

Uitspraak

18.6518 WW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 december 2018, 18/1211 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 november 2019
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.F.A. Bronneberg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 20 februari 2018 is appellant met terugwerkende kracht vanaf 29 juni 2017 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Daarbij is het dagloon vastgesteld op € 127,44. Het Uwv heeft het dagloon berekend aan de hand van de loongegevens uit de polisadministratie en de wettelijke indexeringen.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit omdat hij vindt dat het dagloon te laag is vastgesteld. Hij stelt daarbij de vraag of het overwerk is meegenomen in de berekening en of een correcte indexering is toegepast.
1.3.
Bij besluit van 19 april 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 7 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3479 en 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:20015:2789) het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij een betrokkene aantoont dat deze gegevens niet juist zijn. Appellant heeft alleen gesteld, maar niet onderbouwd, dat de door het Uwv gehanteerde bedragen uit de polisadministratie onjuist, althans onvolledig zouden zijn. Van de kant van het Uwv is daarentegen onderbouwd dat op de loongegevens zoals die zijn verkregen uit de polisadministratie een indexering is toegepast per 1 juli 2017 en 1 januari 2018.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat het Uwv zijn dagloon te laag heeft vastgesteld. Volgens appellant mag het Uwv niet zomaar uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie en de wettelijke indexeringen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid worden onderschreven. Appellant heeft ook in hoger beroep geen enkele onderbouwing gegeven voor zijn standpunt dat de loongegevens uit de polisadministratie niet juist zouden zijn of dat het Uwv het dagloon onjuist heeft geïndexeerd.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2019.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) E.D. de Jong