ECLI:NL:CRVB:2019:359

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
17/5413 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om bijstand wegens onduidelijke financiële situatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De periode waarover de aanvragen zijn gedaan, loopt van 15 september 2016 tot en met 7 november 2016 en van 11 november 2016 tot en met 23 februari 2017. De afwijzing is gebaseerd op onvoldoende duidelijkheid over de financiële situatie van de appellant.

De appellant heeft geen verklaringen kunnen geven over de herkomst van meerdere stortingen op de bankrekening van zijn minderjarige zoon, die plaatsvonden in de periode voorafgaand aan de aanvragen. Daarnaast heeft de appellant geen bankafschriften overgelegd van twee andere bankrekeningen, wat de situatie verder complicaties. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende inzicht is in de financiële situatie van de appellant, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

De hoger beroepen van de appellant zijn afgewezen, en de aangevallen uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

17.5413 PW-PV, 17/7541 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2017, 17/891 (aangevallen uitspraak 1), en
17 november 2017, 17/3964 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 15 januari 2019
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: F. Demiroğlu
Voor appellant is mr. N. Roos, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Yaman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Tussen partijen is in geschil of het college de aanvragen om bijstand van appellant terecht heeft afgewezen. De te beoordelen perioden lopen van 15 september 2016 tot en met
7 november 2016 en van 11 november 2016 tot en met 23 februari 2017.
Aan beide afwijzingen ligt ten grondslag dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de financiële situatie van appellant. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat meerdere stortingen hebben plaatsgevonden op de bankrekening van de minderjarige inwonende zoon van appellant in de periode direct voorafgaand aan de aanvragen en in de te beoordelen perioden. Over de herkomst van deze stortingen heeft appellant geen verklaringen gegeven. Daarnaast heeft appellant geen afschriften overgelegd van twee andere bankrekeningen. Gelet hierop heeft het college terecht geconcludeerd dat onvoldoende inzicht in de financiële situatie van appellant bestaat en dat om die reden het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
De hoger beroepen slagen niet, zodat de aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
F. Demiroğlu G.M.G. Hink
rh