Uitspraak
17.7743 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de veroordeling tot vergoeding van de schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als leerling verpleegkundige werkte, had zich in 2008 ziek gemeld met rugklachten als gevolg van een aangeboren afwijking. Na een loongerelateerde WGA-uitkering, die in 2010 was toegekend, werd appellante in 2016 opnieuw beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 1 december 2016. Appellante was het niet eens met deze beslissing en ging in beroep.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en voegde aanvullende rapporten toe ter ondersteuning van hun standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld. De Raad volgde de conclusie dat de FML adequaat was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep werd afgewezen, en er werd geen schadevergoeding of proceskostenvergoeding toegekend.