ECLI:NL:CRVB:2019:3565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling door verzekeringsartsen
Op 13 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 17 december 2014 ziek meldde met rugpijnklachten. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en diende op 4 november 2016 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellant op 14 december 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam bevestigde in haar uitspraak van 17 oktober 2017 dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn medische beperkingen door de ziekte van Bechterew en psychische klachten niet correct waren ingeschat. Hij stelde dat de verzekeringsartsen geen rekening hadden gehouden met zijn klachten en dat de geselecteerde functies te belastend voor hem waren.
De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde dat de door appellant ingediende aanvullende informatie en medicatieoverzicht geen steun boden voor zijn stellingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskosten.