Uitspraak
18.6532 AW-PV
Namens betrokkene is dr. L.J. Stal verschenen.
BESLISSING
22 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3533.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een geschil tussen het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam en een betrokkene die zich had aangemeld voor een functie. Het college had besloten om de betrokkene niet in aanmerking te brengen voor de functie, omdat een andere kandidaat meer ervaring had met een specifieke vaktechnische techniek. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat het bestreden besluit volgens de rechtbank een motiveringsgebrek vertoonde.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de keuze op de andere kandidaat is gevallen. De Raad benadrukt dat het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft in sollicitatieprocedures en dat de rechter terughoudend moet toetsen of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken om te onderbouwen dat het college in zijn beoordeling de capaciteiten van de betrokkene tegen de functie-eisen heeft kunnen afwegen.
De Raad concludeert dat er geen motiveringsgebrek is en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de betrokkene niet voor de functie in aanmerking te brengen. Het hoger beroep van het college slaagt, en de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze is aangevochten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.