ECLI:NL:CRVB:2019:3517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en opschorting van bijstand wegens niet verschijnen op gesprekken en niet tijdig verstrekken van gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2018. De appellant had zijn bijstandsuitkering zien opschorten en vervolgens ingetrokken worden door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit gebeurde omdat de appellant zonder bericht niet op twee uitnodigingen voor gesprekken over de rechtmatigheid van zijn bijstand was verschenen en niet tijdig de gevraagde documenten, waaronder bankafschriften, had overgelegd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet kan worden vrijgesteld van zijn verplichtingen om te verschijnen op de gesprekken en om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren.
De appellant voerde aan dat hij van 4 oktober 2017 tot en met 15 oktober 2017 bij een vriend in Friesland verbleef, waardoor hij niet op zijn woonadres aanwezig was en niet kon verschijnen op de gesprekken. De Raad oordeelde echter dat het college niet op de hoogte was van deze tijdelijke afwezigheid en dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om ervoor te zorgen dat zijn post tijdens zijn afwezigheid werd geopend. De Raad concludeerde dat de beroepsgrond van de appellant niet slaagde, omdat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat het hoger beroep derhalve niet kon slagen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.