ECLI:NL:CRVB:2019:3517

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/3797 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en opschorting van bijstand wegens niet verschijnen op gesprekken en niet tijdig verstrekken van gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2018. De appellant had zijn bijstandsuitkering zien opschorten en vervolgens ingetrokken worden door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit gebeurde omdat de appellant zonder bericht niet op twee uitnodigingen voor gesprekken over de rechtmatigheid van zijn bijstand was verschenen en niet tijdig de gevraagde documenten, waaronder bankafschriften, had overgelegd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet kan worden vrijgesteld van zijn verplichtingen om te verschijnen op de gesprekken en om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren.

De appellant voerde aan dat hij van 4 oktober 2017 tot en met 15 oktober 2017 bij een vriend in Friesland verbleef, waardoor hij niet op zijn woonadres aanwezig was en niet kon verschijnen op de gesprekken. De Raad oordeelde echter dat het college niet op de hoogte was van deze tijdelijke afwezigheid en dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om ervoor te zorgen dat zijn post tijdens zijn afwezigheid werd geopend. De Raad concludeerde dat de beroepsgrond van de appellant niet slaagde, omdat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat het hoger beroep derhalve niet kon slagen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.3797 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2018, 18/1868 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 29 oktober 2019
Zitting heeft: A.B.J. van der Ham, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: Y. Itkal
Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft de bijstand opgeschort en vervolgens ingetrokken omdat appellant zonder bericht tot twee maal toe niet op uitnodigingen voor gesprekken over de rechtmatigheid van de bijstand is verschenen en niet tijdig de gevraagde stukken, waaronder bankafschriften, heeft overgelegd.
Niet in geschil is dat de gesprekken waarvoor appellant is opgeroepen en de aan hem gevraagde gegevens van belang zijn voor de verlening van bijstand en dat appellant niet is verschenen op de oproepen. Ook staat vast dat appellant de oproepen heeft ontvangen. Het geschil ziet op de vraag of appellant van het niet verschijnen op de uitnodigingen en het niet tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens een verwijt kan worden gemaakt.
Appellant voert in dit verband aan dat hij van 4 oktober 2017 tot en met 15 oktober 2017 bij een vriend in Friesland logeerde. Hierdoor was appellant aantoonbaar niet op zijn woonadres aanwezig en kon hij niet aan de oproepen voor een gesprek op 9 oktober 2017 respectievelijk 11 oktober 2017 gehoor geven. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen was het bij het college niet bekend dat appellant bij een vriend in Friesland logeerde. Hoewel appellant niet de verplichting heeft om melding bij het college te doen in geval van kortdurende afwezigheid in verband met verblijf elders in Nederland, blijft het te allen tijde de verantwoordelijkheid van appellant om zorg te dragen voor de post bij afwezigheid. Het lag daarom op de weg van appellant om tijdens zijn afwezigheid maatregelen te treffen om zijn post door derden te laten openen.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y. Itkal (getekend) A.B.J. van der Ham
lh