ECLI:NL:CRVB:2019:3460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een indicatiebesluit in het kader van de Wet langdurige zorg
Op 6 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het CIZ. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep tegen een niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door het CIZ werd ongegrond verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar curator, had bezwaar gemaakt tegen een indicatiebesluit van het CIZ, maar het CIZ had dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het bezwaar ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het CIZ bevoegd was om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, omdat appellante niet tijdig de gronden had ingediend. In hoger beroep voerde appellante aan dat het CIZ ten onrechte had aangenomen dat het bezwaar gericht was tegen een eerder besluit, terwijl het bezwaar betrekking had op een later besluit. De Raad overwoog dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de gronden ontbraken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.