ECLI:NL:CRVB:2019:3441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
17/5369, 18/5341 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-vervolguitkering aan appellant, die sinds 2009 arbeidsongeschikt is door rug- en psychische klachten. Appellant ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na herbeoordelingen door het Uwv is zijn mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op verschillende percentages. De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen van appellant tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de besluiten van het Uwv om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen, hebben bekrachtigd. De Raad oordeelt dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische situatie van appellant niet wezenlijk is veranderd tussen 2014 en 2017. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de aan de schattingen ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De uitspraak is gedaan op 31 oktober 2019.

Uitspraak

17.5369 WIA, 18/5341 WIA

Datum uitspraak: 31 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van
16 juni 2017, 16/7561 (aangevallen uitspraak 1) en van 27 september 2018, 18/1285 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I. Rhodes, advocaat, de hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Nadien heeft appellant medische stukken ingediend. Het Uwv heeft in reactie hierop een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 september 2019 aan de Raad gestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2019. Voor appellant is verschenen mr. E. Dekker, kantoorgenoot van mr. Rhodes. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft gewerkt als buschauffeur. In 2009 is hij uitgevallen voor zijn werkzaamheden als gevolg van rugklachten en psychische klachten. Vanaf 14 september 2011 ontvangt appellant een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 40,51%. Vanaf 14 maart 2014 ontvangt appellant een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2.
Na een herbeoordeling op verzoek van appellant heeft het Uwv bij besluit van 15 juni 2015 vastgesteld dat appellant 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en hem vanaf 1 september 2014 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 29 maart 2016 heeft het Uwv het besluit van 15 juni 2015 herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 september 2014 vastgesteld op 42,28% en per 29 maart 2016 op 43,48%. Vanaf 1 mei 2016 ontvangt appellant weer een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van
35 tot 45%.
17/5369
2.1.
Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2016 heeft het Uwv, onder verwijzing naar verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 27 juni 2016 vastgesteld dat appellant 42,75% arbeidsongeschikt is en dat de WIA-uitkering van appellant niet wijzigt.
2.2.
Bij beslissing op bezwaar van 26 oktober 2016 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv, onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 juni 2016 ongegrond verklaard.
2.3.
De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 1 het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek heeft verricht en op basis van dat onderzoek terecht heeft geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant 42,75% bedraagt.
18/5341
3.1.
Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 21 april 2017 heeft het Uwv, onder verwijzing naar verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 2 mei 2017 45,11% bedraagt. Bij besluit van 18 augustus 2017 heeft het Uwv aan appellant met ingang van
1 augustus 2017 een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, toegekend.
3.2.
Bij beslissing op bezwaar van 9 januari 2018 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het
bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 augustus 2017, onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ongegrond verklaard.
3.3.
De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 2 het beroep van appellant tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek verricht en zijn de beperkingen op juiste wijze vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 20 juli 2017. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de voor appellant geselecteerde voorbeeldfuncties niet passend zijn.
17/5369 en 18/5341
4.1.
Appellant heeft in de hoger beroepen aangevoerd dat hij minder functionele mogelijkheden heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Door zijn rugklachten kan appellant de functies niet verrichten.
4.2.
Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraken te bevestigen.
5. De Raad oordeelt als volgt.
5.1.
In geschil is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 1 februari 2016 en
2 mei 2017.
5.2.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraken met juistheid overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank terecht geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de beperkingen van appellant zijn onderschat. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en terecht geoordeeld dat deze gronden niet slagen.
5.3.
De medische stukken die appellant in hoger beroep heeft ingediend bieden geen aanknopingspunten voor twijfel aan medische beoordeling per 1 februari 2016 en per
2 mei 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 september 2019 te kennen gegeven dat de in deze stukken vermelde lichamelijke en psychische problematiek bekend was en dat hiermee bij het vaststellen van de belastbaarheid rekening is gehouden. De in hoger beroep ingediende informatie wijst er niet op dat de medische situatie van appellant tussen 2014 en 2017 wezenlijk is veranderd.
5.4.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de schattingen ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
5.5.
Uit 5.2 tot en met 5.4 volgt dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken bevestigd moeten worden.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2019.
(getekend) E. Dijt
(getekend) E. Diele

KS