Uitspraak
18.357 ZW
OVERWEGINGEN
18 februari 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van het stopzetten van het ziekengeld voor appellante, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Appellante, die als callcenter medewerkster werkte, had zich op 10 april 2014 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar in eerste instantie ziekengeld toegekend, maar na een beoordeling in 2015 werd vastgesteld dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Dit leidde tot de conclusie dat appellante geen recht meer had op ziekengeld vanaf 3 juli 2015.
Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij door haar psychische klachten niet in staat was om te werken. Ze heeft aanvullende medische stukken ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De rapporten van de verzekeringsartsen gaven aan dat alle door appellante geclaimde klachten in de beoordeling waren meegenomen. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellante lagen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.