ECLI:NL:CRVB:2019:3408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering en de beoordeling van deskundigheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen, heeft bevestigd. Appellante, die als doktersassistente werkte, meldde zich ziek na een val en had rug- en heupklachten. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarde van 104 weken arbeidsongeschiktheid. De rechtbank benoemde een neuroloog als deskundige, die concludeerde dat de FML van 4 februari 2016 correct was en dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In hoger beroep betwistte appellante de kwalificaties van de deskundige en stelde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht de deskundige had gevolgd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.