ECLI:NL:CRVB:2019:3406

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
17/7163 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek in het kader van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van voorbeeldfuncties

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Turkije woont, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn arbeidsongeschiktheid niet had gewijzigd. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beperkingen van de appellant niet had onderschat. Appellant had aangevoerd dat hij per 5 januari 2016 meer beperkingen had, maar dit werd niet onderbouwd met medische gegevens. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch geschikt waren voor appellant.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, waarbij hij stelde dat hij benadeeld was door de politieke situatie in Turkije. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek niet alleen was gebaseerd op het onderzoek in het Turkse ziekenhuis, maar ook op eerdere medische beoordelingen en dat er geen aanwijzingen waren dat de verzekeringsarts belangrijke gegevens had gemist. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsarts de medische beperkingen van appellant niet had onderschat en dat de voorbeeldfuncties geschikt waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.7163 WIA

Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 september 2017, 17/2518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Turkije) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I. Mercanoğlu, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Mercanoğlu. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Z. Seyban.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als conciërge voor 34,55 uur per week. Per 1 november 2006 heeft het Uwv appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Bij besluit van 16 april 2013 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 47,65%. De WGA-loonaanvullingsuitkering wordt vanaf 1 mei 2015 beëindigd en appellant wordt vanaf deze datum in aanmerking gebracht voor een WGA-vervolguitkering. Dit besluit is in bezwaar, beroep en hoger beroep in stand gebleven.
1.2.
Per 5 januari 2016 heeft appellant zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld vanwege een toename van fysieke en psychische klachten. Na medisch onderzoek heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat de psychische en energetische belastbaarheid van appellant ten opzichte van de beoordeling in 2013 is afgenomen. De beperkingen van appellant zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 augustus 2016. Een arbeidsdeskundige heeft de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 53,30%. Bij besluit van 1 september 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant niet is gewijzigd. Appellant blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. De uitkering wijzigt daarom niet. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 16 maart 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 10 maart 2017 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 14 maart 2017 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op voldoende objectief verkregen gegevens gebaseerd is om het zorgvuldig te achten. Appellant is gezien en uitgebreid onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze verzekeringsarts heeft zich daarnaast gebaseerd op de al aanwezige dossiergegevens. Het standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was vanwege de politieke en religieuze betrokkenheid van het ziekenhuis in Turkije slaagt dan ook niet. De rechtbank heeft verder onvoldoende aanknopingspunten gezien om de aangenomen psychische beperkingen onvoldoende te achten. De aangevoerde grond dat de urenbeperking te laag is vastgesteld, slaagt naar het oordeel de rechtbank niet nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gestelde slaapproblemen in acht heeft genomen. Uit de stukken van de behandelend sector blijkt niet van een onderschatting van de energetische belastbaarheid van appellant. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is om uit te gaan van een overschrijding van de belastbaarheid van appellant in de geselecteerde functies gelet op de motivering van de arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het medisch onderzoek is uitgevoerd in een Turks ziekenhuis waarvan medewerkers bekend staan om hun steun voor Erdogan. In verband met zijn andere politieke overtuiging is hij bij het onderzoek benadeeld. Appellant heeft eveneens herhaald dat de beperkingen niet juist zijn vastgesteld omdat te weinig rekening is gehouden met zijn knieklachten en psychische en energetische klachten en dat de geselecteerde functies voor hem niet geschikt zijn vanwege zijn oogklachten en zijn beheersing van de Nederlandse taal.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het medisch onderzoek door het Uwv is niet alleen gebaseerd op het onderzoek in het Turkse ziekenhuis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant gezien tijdens de hoorzitting en heeft ook zelf een lichamelijk en psychisch onderzoek uitgevoerd. Daarnaast beschikte de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de gegevens van de medische beoordeling in 2013 en over medische informatie van
12 november 2015 van de intake-arts van Stichting Mensenrechten Turkije. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten dat bij de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gegevens zijn gemist of dat deze beoordeling onzorgvuldig is geweest.
4.2.
Terecht heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beperkingen van appellant tot het verrichten van arbeid heeft onderschat. Tijdens de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in 2013 was appellant al bekend met knie- en oogklachten en psychische klachten. De Raad heeft tijdens de procedure die geleid heeft tot de uitspraak van 18 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4865, over deze beoordeling geoordeeld dat het Uwv de op basis van deze klachten vastgestelde beperkingen niet heeft onderschat. Naar aanleiding van de melding dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen heeft de verzekeringsarts per
5 januari 2016 meer beperkingen aangenomen wegens de psychische en energetische klachten van appellant. In de medische gegevens zijn geen aanknopingspunten en appellant heeft ook zelf niet met medische gegevens onderbouwd dat per 5 januari 2016 sprake is van een toename van meer beperkingen.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 18 augustus 2016 wordt de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de voorbeeldfuncties voor appellant in medisch opzicht geschikt zijn. De arbeidsdeskundige en arbeidskundige bezwaar en beroep hebben in de rapporten van 1 september 2016, 14 maart 2017 en 11 september 2017 en in het Resultaat Functiebeoordeling van 1 september 2016 inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. In deze stukken is gemotiveerd dat de functies ondanks de beperking op stof, rook, gassen en dampen voor appellant geschikt zijn. Uit het document “Vragen en Antwoorden Functiebelasting” blijkt dat de belasting op dit punt door de verzekeringsarts uitdrukkelijk is beoordeeld en akkoord is bevonden. In de Notities Functiebelasting is voorts voldoende en specifiek gemotiveerd waarom appellant ondanks zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies uit te oefenen.
4.4.
Gelet op de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2019.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) C.I. Heijkoop
GdJ