ECLI:NL:CRVB:2019:3403
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van maatwerkvoorziening Aanvullend Openbaar Vervoer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoekster tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Verzoekster had een maatwerkvoorziening Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV) aangevraagd, die haar in de vorm van Deur tot deur Samenreizend vervoer was verstrekt. Echter, door de wijziging in de gezinssamenstelling, waarbij er geen kinderen jonger dan 12 jaar meer in het gezin zijn, mag verzoekster nog maar één reisgenoot meenemen. Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij met haar gezin enkele malen per jaar op uit wil trekken en zij zich gestrest voelt als zij niet samen met haar drie jongste kinderen kan reizen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Verzoekster heeft aangegeven hoogstens zeven keer per jaar gebruik te willen maken van het AOV en het is niet aangetoond dat haar kinderen niet zelfstandig naar hun bestemming kunnen reizen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen zodanig spoedeisend belang is dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Daarom is het verzoek afgewezen en zijn er geen proceskosten veroordelingen gedaan.
De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.