ECLI:NL:CRVB:2019:3402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- M. Buur
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor babypakket; beoordeling bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 24 april 2014 bijstand ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babypakket voor haar tweede kind, geboren op [geboortedatum 2] 2017. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten volgens hen tot de incidenteel voorkomende kosten van het bestaan behoren en uit het inkomen dienen te worden bestreden. Appellante stelde dat haar inkomen ontoereikend was om in deze kosten te voorzien en dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank had de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten voor het babypakket rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat appellante, als alleenstaande ouder, had kunnen voorzien in de kosten en dat de bijstandsuitkering toereikend was. De Raad bevestigde de gedragslijn van het college om bijzondere bijstand voor een babyuitzet alleen voor het eerste kind te vergoeden, en dat de afwijzing van de aanvraag voor het tweede kind niet in strijd was met het beleid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.